Direct naar content gaan

Gerelateerde content

Samenvatting

Deze gemeenschappelijke bijlage hoort bij zes conclusies van A-G Pauwels van 25 oktober 2024.

De zaken gaan over de (voormalige) premiekorting oudere werknemer in de zin van art. 47 Wfsv waarop een werkgever recht heeft indien de werkgever – kort gezegd – een oudere werknemer in dienst neemt vanuit een uitkeringssituatie.

De overkoepelende vraag in deze zaken is terug te voeren op het volgende gevalstype. Een werkgever neemt een werknemer in dienst, waarbij aan de voorwaarden voor een premiekorting oudere werknemer wordt voldaan (de eerste kwalificerende dienstbetrekking). De werkgever past de premiekorting tijdens die dienstbetrekking echter niet toe. Op enig moment gaat de werknemer uit dienst. Later neemt de werkgever dezelfde werknemer weer in dienst; ook op dat moment wordt bij de indiensttreding voldaan aan de voorwaarden voor toepassing van de premiekorting (de tweede kwalificerende dienstbetrekking). Nu wenst de werkgever wel de premiekorting toe te passen.

De overkoepelende vraag is of in zo’n situatie voor de bepaling of, en zo ja hoe lang, recht bestaat op de premiekorting bij de tweede kwalificerende dienstbetrekking, de premiekortingsperiode als uitgangspunt gaat lopen bij aanvang van de eerste kwalificerende dienstbetrekking, ongeacht of de werkgever daadwerkelijk de premiekorting heeft toegepast bij de eerste kwalificerende dienstbetrekking.

Beide gerechtshoven (Hof Arnhem-Leeuwarden en Hof Amsterdam) zijn van opvatting dat, kort gezegd, artikel 47 Wfsv op zichzelf geen beperkingen stelt aan het aantal keer dat voor dezelfde werknemer premiekorting kan worden toegepast bij opvolgende kwalificerende dienstbetrekkingen. Voorts zijn artikel 3.20 en 3.21 Regeling Wfsv volgens de gerechtshoven alleen van toepassing indien de werkgever bij de eerdere kwalificerende dienstbetrekking de premiekorting ook daadwerkelijk heeft toegepast.

Volgens de A-G hebben beide gerechtshoven de overkoepelende vraag juist beantwoord, en komt de staatssecretaris daar dus tevergeefs daartegen op.

De nummers van de bijbehorende conclusies zijn als volgt: 23/02121 (ECLI:NL:PHR:2024:1172), 23/02122 (ECLI:NL:PHR:2024:1175), 24/02378 (ECLI:NL:PHR:2024:1176), 24/02379 (ECLI:NL:PHR:2024:1177), 24/02380 (ECLI:NL:PHR:2024:1122) en 24/02381 (ECLI:NL:PHR:2024:1178).

Metadata

Rubriek(en)
Sociale verzekeringen
Belastingtijdvak
2014-2017
Instantie
A-G
Datum instantie
25 oktober 2024
Rolnummer
23/02121
ECLI
ECLI:NL:PHR:2024:1179
NLF-nummer
NLF NLF
bwbr0017745&artikel=47,bwbr0019150&artikel=3.20,bwbr0019150&artikel=3.21

Naar de bovenkant van de pagina