Compensatie op grond van de Wht voor slachtoffer van oplichting door een derde
Rechtbank Rotterdam, 17 december 2024
Samenvatting
Dienst Toeslagen heeft de aan X (belanghebbende), afkomstig uit de Dominicaanse republiek, uitbetaalde kinderopvangtoeslag teruggevorderd. X heeft deze vordering deels voldaan, doordat verrekeningen met huurtoeslag, zorgtoeslag en kindgebonden budget zijn toegepast. X heeft een aanvraag gedaan om compensatie op grond van de Wht. Dit verzoek is afgewezen.
De Dienst Toeslagen heeft vastgesteld dat in 2010 en 2011 institutioneel vooringenomen is gehandeld. Toch komt X volgens de Dienst Toeslagen niet in aanmerking voor compensatie, omdat sprake is van een ernstige onregelmatigheid zoals bedoeld in artikel 2.1, lid 2, Wht.
Rechtbank Rotterdam geeft de Dienst geen gelijk.
De kinderopvangtoeslag is niet betaald op een rekening van X. Het is niet aannemelijk dat de toeslag aan X ten goede is gekomen. Het is wel aannemelijk dat X slachtoffer was van oplichting door een derde. De ernstige onregelmatigheid dat X evident geen recht had op kinderopvangtoeslag, kan daarom niet aan haar worden toegerekend.
De Dienst Toeslagen moet een nieuw besluit nemen op het bezwaar van X, met inachtneming van deze uitspraak.
BRON
Uitspraak van de meervoudige kamer van 17 december 2024 in de zaak tussen
naam eiseres, uit plaats, eiseres (gemachtigde: mr. L.A.E. Timmer),
en
Dienst Toeslagen (gemachtigden: mr. [naam gemachtigde 1] en [naam gemachtigde 2] ).
Procesverloop
Met een besluit van 11 augustus 2021 heeft de Dienst Toeslagen de aanvraag van eiseres om compensatie op grond van de Wet hersteloperatie toeslagen (Wht) afgewezen.
Met een besluit van 2 januari 2023 (het bestreden besluit) heeft de Dienst Toeslagen het bezwaar van eiseres tegen het besluit van 11 augustus 2021 ongegrond verklaard.
Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit.
De Dienst Toeslagen heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
Partijen hebben nadere stukken ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op de zitting van 4 oktober 2024 behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, de gemachtigde van eiseres en de gemachtigden van de Dienst Toeslagen.
Overwegingen
1. De Dienst Toeslagen heeft in 2010 en 2011 kinderopvangtoeslag aan eiseres toegekend voor haar twee kinderen, geboren op [geboortedatum 1] 2009 en [geboortedatum 2] 2000. Op 17 augustus 2010 is € 8.865,- betaald op rekeningnummer [rekeningnummer 1] . Tussen 15 september 2010 en 15 april 2011 is in totaal € 20.377,- betaald op rekeningnummer [rekeningnummer 2] . Verweerder heeft de uitbetaalde kinderopvangtoeslag teruggevorderd. Eiseres heeft deze vordering deels voldaan, doordat verweerder verrekeningen met huurtoeslag, zorgtoeslag en kindgebonden budget heeft toegepast. Eiseres heeft op 17 februari 2021 een aanvraag gedaan om compensatie op grond van de Wht.
2. De Dienst Toeslagen heeft vastgesteld dat in 2010 en 2011 institutioneel vooringenomen is gehandeld: de kinderopvangtoeslag is stopgezet omdat eiseres niet zou hebben gereageerd op informatieverzoeken, maar de Dienst Toeslagen heeft niet kunnen vaststellen dat die verzoeken aan eiseres zijn verstuurd. Toch komt eiseres volgens de Dienst Toeslagen niet in aanmerking voor compensatie, omdat sprake is van een ernstige onregelmatigheid zoals bedoeld in artikel 2.1, tweede lid, van de Wht. De kinderen van eiseres zijn niet naar de kinderopvang gegaan en eiseres had ook geen kinderopvang mogen ontvangen, omdat zij niet werkte en ook niet anderszins aanspraak maakte op kinderopvangtoeslag. Daarom is volgens de Dienst Toeslagen sprake van een situatie waarin evident geen recht bestond op kinderopvangtoeslag.
3. Eiseres betoogt dat de Dienst Toeslagen ten onrechte stelt dat sprake is van een ernstige onregelmatigheid die aan eiseres toerekenbaar is. Eiseres komt uit de Dominicaanse Republiek en is de Nederlandse taal niet machtig. Daarom heeft zij het regelen van haar overheidszaken overgelaten aan [persoon A] , een bekende in de lokale Dominicaanse gemeenschap. Hij kwam bij haar thuis en in haar bijzijn heeft hij via de computer voor eiseres huurtoeslag, zorgtoeslag en kindgebonden budget aangevraagd. Zij heeft zelf haar DigiD-wachtwoord ingevoerd en deze niet afgegeven aan [persoon A] . Eiseres wist niet dat hij kennelijk ook, terwijl hij was ingelogd met de DigiD-gegevens van eiseres, kinderopvangtoeslag heeft aangevraagd. Zij had ook geen kinderopvangtoeslag nodig, want haar kinderen gingen niet naar de opvang en een van de kinderen was in die periode in de Dominicaanse Republiek. Eiseres heeft de kinderopvangtoeslag nooit ontvangen. De rekeningen waarop de toeslag is overgemaakt, zijn niet van haar. Zij heeft in Nederland nooit een andere rekening gehad dan de ING-rekening met nummer [rekeningnummer 3] . Eiseres heeft geen aangifte gedaan tegen [persoon A] , omdat hij al was overleden toen zij zich – jaren later – realiseerde wat hij had gedaan. Eiseres heeft verklaard dat de gevolgen van de terugvorderingen voor haar en haar gezin zwaar zijn geweest, omdat er onvoldoende geld was om te voorzien in de behoeften, zoals kleding en voedsel.
4. De Dienst Toeslagen stelt zich op het standpunt dat eiseres zelf verantwoordelijk is voor wat een ander met haar DigiD-gegevens heeft gedaan. Eiseres heeft die gegevens niet onder druk of dwang afgegeven, zij heeft geen aangifte gedaan en [persoon A] is niet meer te achterhalen, zodat het niet aannemelijk is dat sprake is van identiteitsfraude. Uit het interne systeem van de Dienst Toeslagen blijkt dat rekeningnummer [rekeningnummer 2] (de ABN Amro-rekening) toebehoort aan eiseres. Het rekeningnummer [rekeningnummer 1] (de ING-rekening) is van de broer van eiseres, die in 2010 op het adres van eiseres stond ingeschreven. Omdat de kinderopvangtoeslag op deze rekeningnummers is betaald, is het aannemelijk dat de toeslag aan eiseres ten goede is gekomen.
5. Voor de beoordeling van het beroep is het volgende van belang. De Dienst Toeslagen kent op aanvraag compensatie toe aan een aanvrager die schade heeft geleden doordat ten aanzien van hem bij de uitvoering van de kinderopvangtoeslag sprake is geweest van institutionele vooringenomenheid van de Dienst Toeslagen. De compensatie wordt niet toegekend indien de door de aanvrager geleden schade is te wijten aan ernstige onregelmatigheden die aan hem toerekenbaar zijn. In de totstandkomingsgeschiedenis van de Wht is vermeld dat van een ernstige onregelmatigheid in ieder geval sprake is als uit het dossier blijkt dat er evident geen recht op kinderopvangtoeslag bestond, bijvoorbeeld als het kind waarvoor toeslag is aangevraagd, niet blijkt te bestaan, ouder is dan de geldende leeftijdsgrens of in het geheel geen opvang heeft genoten.
6. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de Dienst Toeslagen ten onrechte vastgesteld dat sprake is van een ernstige onregelmatigheid die aan eiseres toerekenbaar is. De rechtbank licht dit hierna toe.
6.1. Het is niet aannemelijk dat de kinderopvangtoeslag aan eiseres ten goede is gekomen. Eiseres heeft consistent verklaard dat zij in Nederland nooit een andere rekening heeft gehad dan de ING-rekening met nummer [rekeningnummer 3] . In het beroepschrift is vermeld dat ABN Amro aan eiseres telefonisch heeft bevestigd dat de ABN Amro-rekening niet aan eiseres toebehoort of heeft toebehoord en dat eiseres nooit klant is geweest bij ABN Amro. Eiseres heeft bovendien een schriftelijke verklaring van ABN Amro overgelegd waarin staat dat de ABN Amro-rekening niet aan haar toebehoort. De Dienst Toeslagen heeft ter zitting niet kunnen toelichten welke gegevens ten grondslag liggen aan de informatie in zijn interne systeem dat de ABN Amro-rekening wel aan eiseres toebehoorde. De rechtbank gaat er daarom van uit dat het standpunt van eiseres hierover juist is. Voor wat betreft het deel van de kinderopvangtoeslag dat is overgemaakt op de ING-rekening, is van belang dat eiseres op de zitting heeft verklaard dat haar broer slechts korte tijd bij haar heeft gewoond. De Dienst Toeslagen heeft niet met stukken onderbouwd dat hij langere tijd bij eiseres heeft gewoond. Bij elkaar is er onvoldoende aanleiding voor de conclusie dat de toeslag (voor een deel via de ABN AMRO-rekening en voor een deel via de broer van eiseres) aan haar ten goede is gekomen.
6.2. Met name omdat het niet aannemelijk is dat de kinderopvangtoeslag aan eiseres ten goede is gekomen, acht de rechtbank haar versie van de feiten wel aannemelijk. De uitleg van eiseres biedt een aannemelijke verklaring voor het feit dat op haar naam kinderopvangtoeslag is aangevraagd, maar deze toeslag niet aan haar ten goede is gekomen, terwijl zij bovendien evident geen recht had op kinderopvangtoeslag, omdat haar kinderen geen gebruik maakten van opvang. De rechtbank acht het ook niet onaannemelijk dat iemand die naar Nederland verhuist, zich laat bijstaan door een ander bij het regelen van administratieve en financiële zaken en contacten met de overheid. De rechtbank gaat er daarom van uit dat eiseres aan [persoon A] heeft gevraagd haar overheidszaken te regelen en dat [persoon A] het vertrouwen van eiseres heeft misbruikt door buiten haar medeweten kinderopvangtoeslag aan te vragen en te laten overmaken naar een rekening die niet van eiseres was.
6.3. Hoewel een burger in beginsel zelf verantwoordelijk is voor wat er met zijn of haar DigiD-gegevens gebeurt, geldt dat het in dit geval aannemelijk is dat eiseres is opgelicht. Deze oplichting was nu juist gericht op het verkrijgen van toegang tot de DigiD-gegevens van eiseres, zonder dat zij begreep dat daarmee handelingen zouden worden verricht die niet in haar belang waren. Dat geen sprake was van druk of dwang, staat daaraan niet in de weg. Bij druk of dwang is immers eerder sprake van afpersing dan van oplichting. Omdat het aannemelijk is dat eiseres slachtoffer was van oplichting door [persoon A] , kan de ernstige onregelmatigheid dat zij evident geen recht had op kinderopvangtoeslag, niet aan haar worden toegerekend.
De beroepsgrond slaagt.
7. Het beroep is gegrond, omdat het bestreden besluit in strijd is met artikel 2.1, tweede lid, van de Wht. De rechtbank zal het bestreden besluit daarom vernietigen. De Dienst Toeslagen moet een nieuw besluit nemen op het bezwaar van eiseres, met inachtneming van deze uitspraak.
8. Omdat het beroep gegrond is, moet de Dienst Toeslagen het door eiseres betaalde griffierecht vergoeden. De rechtbank veroordeelt de Dienst Toeslagen ook in de kosten die eiseres in verband met de behandeling van het beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.750,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen op de zitting, met een waarde per punt van € 875,- en wegingsfactor 1).
Beslissing
De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- bepaalt dat de Dienst Toeslagen binnen zes weken een nieuwe beslissing op bezwaar neemt met inachtneming van deze uitspraak;
- bepaalt dat de Dienst Toeslagen het door eiseres betaalde griffierecht van € 50,- moet vergoeden;
- veroordeelt de Dienst Toeslagen in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 1.750,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.J.P. Ferwerda, voorzitter, en mr. S. Veling en mr. N. Boonstra, leden, in aanwezigheid van mr. M. Noordegraaf, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 17 december 2024.