X (bv; belanghebbende) heeft een USB-stick op de markt gebracht, die bestaat uit een behuizing en een niet-vluchtig geheugen (flashgeheugen). De behuizing wordt door X ingevoerd zonder het flashgeheugen. Na invoer voegt X een flashgeheugen toe aan de behuizing, waarna sprake is van een complete en bruikbare USB-stick. X koopt het flashgeheugen apart in, in de vorm van geheugenkaartjes met diverse opslagcapaciteit. Hierdoor kan zij de opslagcapaciteit van de USB-stick afstemmen op de wensen van de koper.
In geschil is de tariefindeling in de GN van de USB-behuizing.
Hof Amsterdam oordeelt dat de behuizing als ‘deel’ van een USB-stick dient te worden aangemerkt.
Niet in geschil is dat een complete USB-stick (dus een behuizing met daarin een flashgeheugen) dient te worden ingedeeld in GN-onderverdeling 8523 51 10, als ’niet-vluchtig geheugen op basis van halfgeleiders, waarop niet is opgenomen’.
Rechtbank Noord-Holland heeft volgens het Hof met juistheid geoordeeld dat de behuizingen, met toepassing van de indelingsregels 1 en 6, dienen te worden ingedeeld onder post 8523, in GN-onderverdeling 8523 51 10. Het hoger beroep van de Inspecteur wordt ongegrond verklaard.