Direct naar content gaan

Samenvatting

X (belanghebbende) heeft met succes beroep ingesteld inzake de voor kalenderjaar 2021 vastgestelde WOZ-waarde van haar woning. De Heffingsambtenaar is niet geslaagd in de op hem rustende bewijslast dat de waarde ad € 717.000 niet te hoog is vastgesteld. X heeft met de overgelegde matrix de door haar bepleite waarde van € 620.000 voldoende aannemelijk gemaakt.

De Heffingsambtenaar wordt veroordeeld in de proceskosten van X in verband met de behandeling van het bezwaar en beroep. Deze kosten stelt Rechtbank Oost-Brabant vast op € 2.060.

Het verzoek om een proceskostenvergoeding vanwege een hoorzitting wijst de Rechtbank af.

Het enkel indienen van een nader schriftelijk stuk, dat vervolgens wordt meegenomen in de uitspraak op bezwaar, kan niet gelijk worden gesteld met een hoorzitting. Anders dan X heeft bepleit, is de Rechtbank niet gebonden aan een tussen haar en de Heffingsambtenaar hierover gemaakte procesafspraak. Dat de afspraak in de coronaperiode is gemaakt en X het stuk tijdens de ‘harde lockdown’ bij de Heffingsambtenaar heeft ingediend, leidt de Rechtbank niet tot een ander oordeel.

Wegens overschrijding van de redelijke termijn komt X een immateriële schadevergoeding toe van € 1.500.

Metadata

Rubriek(en)
Formeel belastingrecht
Lokale heffingen
Belastingtijdvak
2021
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Datum instantie
19 augustus 2024
Rolnummer
22/813
ECLI
ECLI:NL:RBOBR:2024:3739
NLF-nummer
NLF 2024/2581
Aflevering
19 november 2024
bwbr0005537&artikel=7:2,bwbr0005537&artikel=7:2,bwbr0006358&artikel=2,bwbr0006358&artikel=2

Naar de bovenkant van de pagina