Inspecteur mocht in bezwaarfase WOZ-beschikking een informatiebeschikking geven
Hof Den Haag, 13 december 2022
Gerelateerde content
- Wet en parlementaire geschiedenis(3)
- Internationale regelgeving
- Lagere regelgeving
- Besluiten(2)
- Jurisprudentie(365)
- Commentaar NLFiscaal(9)
- Literatuur(32)
- Recent(6)
- Kennisgroepstandpunt(1)
Samenvatting
X (belanghebbende) heeft tegen de WOZ-beschikking voor het jaar 2019 een bezwaarschrift ingediend. De Heffingsambtenaar heeft X op grond van artikel 47 AWR verzocht om het ‘Inlichtingenformulier secundaire objectkenmerken’ (IFSO-formulier) in te vullen en te ondertekenen. In het formulier worden concrete vragen gesteld over de woning. X heeft aan dat verzoek om inlichtingen geen gehoor gegeven. De Heffingsambtenaar heeft daarop een informatiebeschikking genomen.
X heeft beroep (ongegrond) en hoger beroep ingesteld.
Hof Den Haag oordeelt dat de Heffingsambtenaar niet verplicht is om gegevens die ten grondslag liggen aan de vastgestelde WOZ-waarde te verstrekken in een procedure over een informatiebeschikking. Die stukken hebben immers geen betrekking op deze procedure, maar kunnen hoogstens van belang zijn in een eventuele procedure over de WOZ-beschikking.
Aangezien X naar aanleiding van het IFSO-formulier geen inlichtingen heeft verstrekt, heeft hij niet voldaan aan de in artikel 47, lid 1, onderdeel a, AWR opgenomen verplichting. De informatiebeschikking is terecht gegeven. Dat deze in de bezwaarfase is gegeven doet daaraan niet af.
De Inspecteur heeft voorts niet gehandeld in strijd met algemene beginselen van behoorlijk bestuur.
BRON
Uitspraak van 13 december 2022 in het geding tussen:
X te Z, belanghebbende, (gemachtigde: A. Bakker)
en
de heffingsambtenaar van de gemeente Nissewaard, de Heffingsambtenaar, (vertegenwoordiger: …) op het hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de Rechtbank Rotterdam (de Rechtbank) van 23 augustus 2021, nummer ROT20/760.
Procesverloop
1.1. De Heffingsambtenaar heeft bij beschikking op grond van artikel 22 van de Wet waardering onroerende zaken (Wet WOZ) de waarde op 1 januari 2018 (de waardepeildatum) van de onroerende zaak, plaatselijk bekend als [adres] te [woonplaats] (de woning), voor het kalenderjaar 2019 vastgesteld (de WOZ-beschikking).
1.2. Belanghebbende heeft tegen de WOZ-beschikking een bezwaarschrift ingediend. De Heffingsambtenaar heeft op grond van artikel 47 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR) belanghebbende verzocht om inlichtingen te verstrekken. Belanghebbende heeft aan dat verzoek om inlichtingen geen gehoor gegeven. De Heffingsambtenaar heeft daarop een informatiebeschikking genomen.
1.3. Bij uitspraak op bezwaar heeft de Heffingsambtenaar het tegen de informatiebeschikking gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
1.4. Belanghebbende heeft tegen de uitspraak op bezwaar beroep ingesteld bij de Rechtbank. Ter zake van het beroep is een griffierecht van € 48 geheven. De Rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.
1.5. Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld bij het Hof. Ter zake van het hoger beroep is een griffierecht van € 134 geheven. De Heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend. De gemachtigde van belanghebbende heeft op 28 oktober 2022 een nader stuk ingediend.
1.6. De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgehad ter zitting van het Hof van 8 november 2022. Partijen zijn verschenen. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt.
Feiten
2.1. Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt tegen de WOZ-beschikking. In dat kader heeft de Heffingsambtenaar bij brief van 9 april 2019 belanghebbende verzocht om het ‘Inlichtingenformulier secundaire objectkenmerken’ (IFSO-formulier) in te vullen en te ondertekenen. Dit formulier was bij de brief gevoegd. In de brief worden de mogelijkheden voor een hoorzitting vermeld en wordt voorts opgemerkt dat indien belanghebbende in zijn bezwaarschrift om aanvullende informatie heeft gevraagd, zoals grondstaffels, dit tijdens de hoorzitting ter inzage zal worden gelegd.
2.2. In het IFSO-formulier zijn de volgende vragen opgenomen:
Binnen |
|
Wanneer is voor het laatst de keuken vervangen |
afgelopen 10 jaar / tussen 10 en 20 jaar geleden / meer dan 20 jaar geleden |
Wanneer is de badkamer voor het laatst vervangen |
afgelopen 10 jaar / tussen 10 en 20 jaar geleden / meer dan 20 jaar geleden |
Van wat voor materiaal zijn de plafonds gemaakt |
gips / zachtboard / gedeeltelijk zachtboard / schrootjes / anders, namelijk: |
De wandafwerking bestaat voornamelijk uit |
stucwerk / behang / schrootjes /anders, namelijk: |
Hoe is de zolder bereikbaar |
geen zolder aanwezig / vaste trap / vlizotrap of ladder |
Is er asbest in de woning aanwezig |
nee / ja namelijk: |
Installaties |
|
Hoe wordt de woning verwarmd |
cv / gaskachels |
Wat voor warmwatervoorziening heeft u |
combiketel / geiser of boilers |
Hoeveel zekeringen heeft de elektrische installatie |
|
Is de waterleiding van lood |
ja / nee / onbekend |
Constructie en onderhoud |
|
Wanneer is het houtwerk en kozijnen aan de buitenkant voor het laatst geschilderd |
afgelopen 5 jaar / tussen 5 en 10 jaar geleden / tussen 10 en 15 jaar geleden / langer dan 15 jaar geleden |
Bevat het houtwerk aan de buitenkant rotte plekken |
nee / enkele plekken / een groot deel is rot |
Van wat voor materiaal is het grootste deel van de kozijnen gemaakt |
hout / hardhout / aluminium / kunststof |
Hebben de kozijnen rotte plekken |
nee / enkele plekken / een groot deel is rot |
Is de woning voorzien van dubbel glas. Indien deels geef aan welke delen (bijvoorbeeld alleen begane grond) |
ja / nee / deels namelijk: |
Is het dak geïsoleerd ? |
nee / gedeeltelijk / geheel |
Heeft de gevel scheuren |
nee / enkele kleine scheurtjes / meerdere en/of grote scheuren |
Overige kenmerken |
|
Hoe is naar uw mening de algehele toestand van de woning te omschrijven |
zeer goed / boven gemiddeld / gemiddeld / minder dan gemiddeld / slecht |
Zijn er nog andere zaken die van invloed zijn op de waarde van uw woning |
nee / ja, namelijk (eventueel op extra papier aanvullen):” |
2.3. In de uitleg bij het IFSO-formulier is onder meer het volgende opgenomen:
Op het IFSO worden gegevens gevraagd die van belang kunnen zijn bij het vaststellen van de WOZ-waarde van uw woning. (…)
Met de secondaire gegevens worden de gegevens bedoeld die niet vanuit dossiers of van buitenaf kunnen worden vastgesteld. Zaken die iemand alleen kan weten die uw woning van binnen heeft gezien. Dit zijn de gegevens die op dit moment van u worden gevraagd. Over het algemeen wordt er vanuit gegaan dat een woning in een gemiddelde toestand verkeerd. Het kan echter zijn dat er meer duidelijkheid noodzakelijk is over de stand van zaken van de secondaire kenmerken. Door het invullen van het IFSO wordt voorkomen dat u en de gemeente extra moeite moet doen om de gegevens te verkrijgen. U hoeft wellicht geen vrij te nemen voor een inpandige opname van een taxateur en de gemeente kan de tijd van de taxateur besteden aan zo snel mogelijk afhandelen van de bezwaren en extra controles op de volgende WOZ-waarde.
Het is mogelijk dat naar aanleiding van de gegevens die u heeft aangeleverd er alsnog een inpandige opname noodzakelijk is. Dit bezoek wordt altijd vooraf aangekondigd en, indien mogelijk, wordt het bezoek in samenspraak met u afgesproken.
Wie krijgt het verzoek om een IFSO in te vullen
Op het moment dat er twijfel ontstaat of de secondaire kenmerken die bij de gemeente geregistreerd staan nog wel juist zijn zal u worden gevraagd om het IFSO in te vullen. Ook is het mogelijk dat er meer zekerheid moet worden verkregen of de secondaire kenmerken wel in gemiddelde toestand verkeren. Een voorbeeld hiervoor is als er middels een gemachtigde bezwaar tegen de WOZ-waarde is ingediend. De gemachtigde heeft vaak geen kennis van de toestand van uw woning terwijl dit voor de bezwaarprocedure wel van belang is. Aangezien de gemeente u in dit soort procedures ook niet rechtstreeks mag benaderen worden de gegevens middels het IFSO opgevraagd.
Is het verplicht om het IFSO in te vullen?
2.4. Belanghebbende heeft de gevraagde inlichtingen niet verstrekt. De Heffingsambtenaar heeft bij brief van 21 mei 2019 een informatiebeschikking genomen. Daarin is onder meer het volgende vermeld:
Ik neem hierbij een informatiebeschikking. Dit houdt in dat bij een eventueel verschil van mening over de hoogte van de WOZ-waarde een omgekeerde en verzwaarde bewijslast geldt. U dient in dat geval aan te tonen waarom de WOZ-waarde te hoog is. Normaal toont de gemeente aan dat de WOZ-waarde juist is vastgesteld.
Alsnog toesturen
2.5. Belanghebbende heeft bij brief van 12 juni 2019 bezwaar gemaakt tegen de informatiebeschikking. Op 31 oktober 2019 heeft een hoorzitting plaatsgevonden. Bij uitspraak op bezwaar met dagtekening 31 december 2019 heeft de Heffingsambtenaar het bezwaar ongegrond verklaard.
Oordeel van de Rechtbank
3. De Rechtbank heeft geoordeeld, waarbij belanghebbende is aangeduid als eiser en de Heffingsambtenaar als verweerder:
Omschrijving geschil in hoger beroep en conclusies van partijen
4.1. In geschil is of de Heffingsambtenaar in de bezwaarfase een informatiebeschikking mocht nemen en of hij in strijd heeft gehandeld met de algemene beginselen van behoorlijk bestuur.
4.2. Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank en tot vernietiging van de informatiebeschikking. Tevens concludeert belanghebbende tot veroordeling van de Heffingsambtenaar in de proceskosten en tot vergoeding van het griffierecht.
4.3. De Heffingsambtenaar concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.
Beoordeling van het hoger beroep
Verstrekken van stukken
5.1. Belanghebbende stelt op grond van artikel 40 Wet WOZ dat de Heffingsambtenaar heeft nagelaten om de stukken die ten grondslag liggen aan de vastgestelde waarde in de bezwaarfase te verstrekken. Hij noemt hierbij de matrix, alle verkoopcijfers die in het kader van de modelmatige waardebepaling zijn gehanteerd, de grondstaffel, indexatiegegevens en de iWOZ-rapportage van het onderhavige object. Volgens belanghebbende is deze informatie noodzakelijk om het IFSO-formulier goed te kunnen invullen. Wat ook zij van de reikwijdte van artikel 40 Wet WOZ ten aanzien van het verstrekken van stukken (vgl. Hof Den Haag 4 mei 2021, ECLI:NL:GHDHA:2021:882), het Hof is van oordeel dat de Heffingsambtenaar niet verplicht is om gegevens die ten grondslag liggen aan de vastgestelde WOZ-waarde te verstrekken in een procedure over een informatiebeschikking. Die stukken hebben immers geen betrekking op deze procedure, maar kunnen hoogstens van belang zijn in een eventuele procedure over de WOZ-beschikking. Anders dan belanghebbende stelt, ziet het Hof niet in dat belanghebbende die stukken nodig heeft om de vragen te kunnen beantwoorden. Op grond van artikel 47, lid 1, onderdeel a, AWR in verbinding met artikel 49, lid 1, AWR moeten immers alle in het IFSO-formulier gestelde vragen duidelijk, stellig en zonder voorbehoud worden beantwoord.
Informatiebeschikking
5.2.1. Artikel 47, lid 1, onderdeel a, AWR schrijft voor dat een ieder is gehouden desgevraagd aan de inspecteur de gegevens en inlichtingen te verstrekken welke voor de belastingheffing te zijnen aanzien van belang kunnen zijn. Op grond van artikel 49, lid 1, AWR moeten de gegevens en inlichtingen duidelijk, stellig en zonder voorbehoud worden verstrekt, mondeling, schriftelijk of op andere wijze, zulks ter keuze van de inspecteur en binnen een door de hem gestelde termijn.
5.2.2. Uit artikel 52a AWR volgt dat indien met betrekking tot een op te leggen aanslag, navorderingsaanslag of naheffingsaanslag of een te nemen beschikking niet of niet volledig wordt voldaan aan de voornoemde verplichtingen van artikel 47, lid 1, onderdeel a, AWR, de inspecteur dit kan vaststellen bij voor bezwaar vatbare beschikking (de informatiebeschikking). Hierbij is de inspecteur verplicht om te wijzen op de gevolgen van het onherroepelijk worden van de informatiebeschikking.
5.2.3. Artikel 30, lid 1, Wet WOZ verklaart met betrekking tot de waardebepaling en de waardevaststelling ingevolge de hoofdstukken III en IV, de artikelen 1, lid 3, 5, lid 1, tweede volzin, 22j tot en met 30, 47, 49 tot en met 51, 52a, 53a, 54 en 56 tot en met 60 AWR van overeenkomstige toepassing. Voor ‘de inspecteur’ moet in dit verband dus ‘de Heffingsambtenaar’ worden gelezen.
5.3. Vast staat dat de Heffingsambtenaar naar aanleiding van het bezwaar van belanghebbende op 9 april 2019 aan belanghebbende heeft verzocht om door middel van het IFSO-formulier aanvullende informatie te verschaffen over de woning. In het formulier worden concrete vragen gesteld die met name zien op de kwaliteit (K), het onderhoud (O), de uitstraling (U), de doelmatigheid (D), de voorzieningen (V) en de ligging (L) van de woning. Het Hof is van oordeel dat de gevraagde gegevens van belang kunnen zijn voor de belastingheffing van belanghebbende. De gevraagde informatie kan immers worden gebruikt voor de toekenning van de waarden van de zogenoemde KOUDVL-factoren. Deze factoren hebben invloed op de hoogte van de WOZ-waarde. Deze waarde wordt in tal van belastingwetten gehanteerd als grondslag voor de belastingheffing, te denken valt bijvoorbeeld aan het eigenwoningforfait, de vermogensrendementsheffing en de erfbelasting. De Heffingsambtenaar heeft daar in de uitleg bij het IFSO-formulier ook terecht op gewezen. Daarom is geen sprake van een ‘fishing expedition’. Aangezien belanghebbende naar aanleiding van het IFSO-formulier geen inlichtingen heeft verstrekt, heeft belanghebbende niet voldaan aan de in artikel 47, lid 1, onderdeel a, AWR opgenomen verplichting.
5.4.1. Belanghebbende betoogt dat de Heffingsambtenaar hem niet om inlichtingen heeft verzocht voordat hij de WOZ-beschikking nam en dat de Heffingsambtenaar hierdoor niet alsnog in de bezwaarfase de in het geding zijnde informatiebeschikking kan nemen. Volgens belanghebbende is hier sprake van een andere situatie dan in het arrest van de Hoge Raad van 2 oktober 2015, ECLI:NL:2015:2895, BNB 2016/4. In dat geval had de inspecteur ook in de bezwaarfase voor het eerst een informatiebeschikking genomen, maar was, anders dan in dit geval, in de fase van aanslagregeling reeds tevergeefs verzocht om inlichtingen.
5.4.2. In het voornoemde arrest overwoog de Hoge Raad dat uit de parlementaire geschiedenis van artikel 52a AWR niet blijkt dat de indieners van het wetsvoorstel hebben beoogd de onderzoeksbevoegdheden van de inspecteur, in dit geval de Heffingsambtenaar, in de bezwaarfase te beperken. Daarom is het de inspecteur toegestaan in de bezwaarfase een informatiebeschikking te nemen, ook als hij al voorafgaande aan de aanslagregeling belanghebbende heeft gewezen op zijn verplichtingen ingevolge artikel 47 AWR maar de aanslag heeft opgelegd zonder ter zake van het niet-voldoen aan die verplichtingen een informatiebeschikking te hebben genomen, aldus de Hoge Raad.
5.4.3. In dit geval heeft de Heffingsambtenaar voorafgaand aan het nemen van de WOZ- beschikking niet om inlichtingen verzocht. Het Hof ziet, gelet op het arrest van de Hoge Raad 2 oktober 2015, niet in waarom de Heffingsambtenaar dan in de fase van bezwaar tegen de WOZ-beschikking geen inlichtingen meer zou mogen vragen. Voor zover belanghebbende betoogt dat het systeem van de Wet WOZ meebrengt dat informatie voorafgaand aan het nemen van de WOZ-beschikking moet worden opgevraagd in plaats van tijdens de bezwaarfase, faalt dat betoog omdat dit geen steun vindt in de tekst van de wet en in de jurisprudentie van de Hoge Raad. Artikel 30, lid 1, Wet WOZ verklaart immers artikel 52a AWR van toepassing zonder nadere voorwaarden te stellen aan de toepassing van dit artikel.
5.4.4. De Heffingsambtenaar heeft belanghebbende voorts gewezen op de gevolgen van het niet beantwoorden van de vragen uit het IFSO-formulier en de gevolgen van het onherroepelijk worden van de informatiebeschikking, zodat ook in zoverre is voldaan aan de voorwaarden van artikel 52a AWR.
Algemene beginselen van behoorlijk bestuur
5.5. Op grond van hetgeen is overwogen in 5.4.1 tot en met 5.4.4 faalt de stelling van belanghebbende dat de Heffingsambtenaar misbruik van zijn bevoegdheid maakt. De stelling dat de Heffingsambtenaar heeft gehandeld in strijd met andere algemene beginselen van behoorlijk bestuur volgt het Hof evenmin. Belanghebbende heeft betoogd dat het zorgvuldigheidsbeginsel, het motiveringsbeginsel en het ‘fair play’-beginsel zijn geschonden, omdat de Heffingsambtenaar pas in de bezwaarfase om inlichtingen heeft gevraagd en het nemen van een informatiebeschikking alleen als noodgreep is toegestaan. Deze klacht faalt eveneens op grond van hetgeen hiervoor in 5.4.1 tot en met 5.4.4 is overwogen. Verder is gesteld noch gebleken dat de Heffingsambtenaar buiten de in die overwegingen bedoelde wettelijke bevoegdheid is getreden. Belanghebbende heeft verder nog aangevoerd dat de Heffingsambtenaar heeft gehandeld in strijd met het verbod van willekeur, omdat geen sprake is van een uitzonderlijke situatie zoals aan de orde bij het verzwijgen van buitenlandse bankrekeningen. Het Hof ziet niet in waarom de Heffingsambtenaar in dit geval zou moeten afzien van het gebruik van een hem ten dienste staande wettelijke bevoegdheid en waarom dat gebruik in strijd zou komen met het verbod van willekeur. Feiten en omstandigheden die tot dat oordeel kunnen leiden, zijn gesteld noch gebleken. Dat de Heffingsambtenaar een, zoals belanghebbende stelt, laagdrempeliger vorm van communicatie had kunnen kiezen, kan zo zijn maar doet aan voormeld oordeel niet af.
5.6. Het voorgaande leidt tot de conclusie dat de Heffingsambtenaar de informatiebeschikking terecht heeft genomen.
Slotsom
5.7. Het hoger beroep is ongegrond.
Nieuwe termijn
5.8. Het Hof zal belanghebbende, conform artikel 27e, lid 2, AWR in verbinding met artikel 27h, lid 2, AWR, een termijn stellen voor het voldoen aan de in de informatiebeschikking bedoelde verplichtingen. Die termijn wordt gesteld op vier weken, te rekenen vanaf de dag waarop het Hof uitspraak doet.
Proceskosten
Er bestaat geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.
Beslissing
Het Gerechtshof:
- bevestigt de uitspraak van de Rechtbank;
- stelt belanghebbende een termijn van vier weken, gerekend vanaf de dagtekening van deze uitspraak, om alsnog de in de informatiebeschikking gevraagde informatie te verstrekken.
Deze uitspraak is vastgesteld door T.A. de Hek, Chr.Th.P.M. Zandhuis en R.A. Bosman, in tegenwoordigheid van de griffier T.S.K.L. Tjon. De beslissing is op 13 december 2022 in het openbaar uitgesproken.
Metadata
Lokale heffingen