KG:202:2024:33 Beëindiging fiscaal partnerschap in verpleeghuissituatie
Publicatiedatum 15-11-2024, 13:39 | Laatste update 15-11-2024, 13:39 | Standpunt
Aanleiding
Twee meerderjarige samenwonende belastingplichtigen met een notarieel samenlevingscontract staan op hetzelfde woonadres ingeschreven in de basisregistratie personen (hierna: BRP). Een van beiden wordt vanwege medische redenen opgenomen in een verpleeghuis en schrijft zich ook in op dat woonadres in de BRP. In de aangifte inkomstenbelasting hebben beide belastingplichtigen aangegeven geen fiscaal partner van elkaar te zijn.
Vraag
Kan het doen van een aangifte inkomstenbelasting, waarbij wordt aangegeven dat men geen fiscaal partner is, worden aangemerkt als een schriftelijke kennisgeving aan de inspecteur als bedoeld in de artikelen 1.2, vijfde lid, van de Wet inkomstenbelasting 2001 (hierna: Wet IB 2001) en 5a, zevende lid, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (hierna: AWR)?
Antwoord
Nee, een schriftelijke kennisgeving is niet gelijk te stellen met het indienen van een aangifte inkomstenbelasting waarin is aangegeven dat geen sprake is van fiscaal partnerschap. Een schriftelijke kennisgeving vereist een expliciete mededeling van één van beiden dat er vanaf dat moment geen sprake meer is van fiscaal partnerschap.
Beschouwing
Fiscaal partnerschap als één van beiden in een verpleeghuis/verzorgingshuis woont
Op grond van artikel 5a, eerste lid, onderdeel b, AWR worden ongehuwd samenwonende meerderjarigen met een notarieel samenlevingscontract, die op hetzelfde woonadres in de BRP staan ingeschreven, aangemerkt als fiscaal partner.
Artikel 5a, zevende lid, AWR bepaalt dat personen die op basis van artikel 5a, eerste lid, onderdeel b, AWR als fiscaal partner worden aangemerkt, ook elkaars partner blijven in de situatie dat een van beide partners wordt opgenomen in een verpleeghuis of verzorgingshuis waardoor inschrijving op hetzelfde woonadres in de BRP niet meer mogelijk is. Het fiscaal partnerschap eindigt in dergelijke situaties op het moment dat één van beiden door middel van een schriftelijke kennisgeving aan de inspecteur laat weten niet langer als fiscaal partners te willen worden aangemerkt. Een soortgelijke bepaling is opgenomen in artikel 1.2, vijfde lid, Wet IB 2001 voor personen die fiscaal partner zijn op grond van artikel 1.2, eerste lid, Wet IB 2001.
Schriftelijke kennisgeving
In artikel 5a, zevende lid, AWR wordt specifiek geschreven over een ‘schriftelijke kennisgeving’. Dit duidt erop dat expliciet is bedoeld dat er een kennisgeving aan de inspecteur wordt gezonden, los van een eventuele aangifte inkomstenbelasting. Onder schriftelijke kennisgeving wordt bijvoorbeeld ook het versturen van een samenlevingscontract verstaan waarin bij verpleeg- en verzorgingshuissituaties het verbreken van het fiscaal partnerschap geregeld kan zijn (Kamerstukken II 2010/11, 32505, nr. 23, p. 2).
De keuze om niet langer als fiscaal partner te worden aangemerkt, kan in bepaalde situaties niet enkel gelden voor de inkomstenbelasting, maar ook doorwerken naar andere middelen, zoals de schenk- en erfbelasting of toeslagen. De aangifte inkomstenbelasting is daarmee geen geschikt middel om deze keuze kenbaar te maken.
Het aanmerken van de aangifte inkomstenbelasting als externe kennisgeving zou bovendien een terugwerkende kracht impliceren van een eenzijdig te maken keuze welke gevolgen heeft voor het fiscale partnerschap van beide belastingplichtigen. De aangifte wordt immers pas na afloop van het belastingjaar ingediend.
Ten slotte geldt dat voor keuzes die bij het indienen van de aangifte kunnen worden gemaakt, dit telkens expliciet in de Wet IB 2001 benoemd. Zo is bijvoorbeeld in artikel 2.17, zevende lid, Wet IB 2001 opgenomen dat deeljaarpartners voor de verdeling van gemeenschappelijke vermogensbestanddelen in de aanvraag van de voorlopige aanslag of de aangifte inkomstenbelasting kunnen kiezen voor voljaarpartnerschap. Voor de beëindiging van het fiscaal partnerschap in de situatie dat een van de partners is opgenomen in een verpleeg- of verzorgingshuis is niet expliciet in de wet opgenomen dat dit ook bij het indienen van de aangifte inkomstenbelasting kenbaar kan worden gemaakt.