Direct naar content gaan

Samenvatting

Volkswagen Financial Services (UK) Ltd. (hierna: VWFS) is een financieringsmaatschappij die deel uitmaakt van het Duitse concern Volkswagen AG. VWFS sluit leaseovereenkomsten voor voertuigen van merken van het concern. Een dergelijke overeenkomst bestaat vanuit het oogpunt van het btw-recht van het Verenigd Koninkrijk uit verschillende afzonderlijke prestaties, waaronder de terbeschikkingstelling van een voertuig, een belastbare handeling, enerzijds en de verlening van een krediet, een vrijgestelde handeling, anderzijds.

De door VWFS over al haar werkzaamheden voldane voorbelasting heeft ten dele uitsluitend betrekking op belastbare handelingen dan wel op vrijgestelde handelingen en ten dele op beide types handelingen. Laatstbedoelde btw wordt in het Verenigd Koninkrijk ‘residuele btw’ genoemd. Concreet gaat het om algemene kosten in verband met het dagelijks beheer.

VWFS verschilt met de belastingdienst van mening in hoeverre deze residuele btw in aftrek mag worden gebracht. De verwijzende rechter heeft over deze kwestie prejudiciële vragen gesteld aan het HvJ.

Het HvJ oordeelt dat de algemene kosten betreffende de leasetransacties, zelfs als deze niet worden doorberekend aan de klant voor de terbeschikkingstelling van het betrokken goed maar in het rentebedrag dat is verschuldigd op grond van het financieringsgedeelte van de transactie, voor toepassing van de btw moeten worden beschouwd als een bestanddeel van de prijs van de terbeschikkingstelling. De lidstaten mogen geen toerekeningsmethode toepassen die geen rekening houdt met de oorspronkelijke waarde van het betrokken goed bij de levering ervan, daar deze methode niet een nauwkeuriger toerekening kan waarborgen dan die welke het resultaat zou zijn van de toepassing van de verdeelsleutel op basis van de omzet.

Anders Conclusie A-G Szpunar (NLF 2018/1099, met noot van Gruson).

Btw-vrijgestelde kredietverlening

Het HvJ gaat in deze zaak niet zo ver als A-G Szpunar in zijn conclusie van 3 mei 2018. De A-G vond de leasetransactie één prestatie, namelijk de levering of verhuur van een goed, waardoor het rentedeel in de leasetermijnen niet btw-vrijgesteld was. Na een opsomming van de criteria waarlangs voor de btw getoetst moet worden of sprake is van één of meer prestaties, brengt het HvJ vooral naar voren dat het aan de nationale rechters is om de feitelijke beoordeling te maken of één, dan wel meer prestaties voor de btw onderkend moeten worden. Het HvJ volstaat vervolgens met de constatering dat niet is gebleken dat de kwalificatie door de Supreme Court of the United Kingdom niet volgens de door het HvJ ontwikkelde rechtscriteria is gemaakt. Het rentedeel in de leasetermijnen blijft in deze zaak daarom de btw-vrijgestelde vergoeding voor kredietverlening. De subjectieve maatstaf van heffing in de btw lijkt daarbij ruimte te geven voor een zekere mate van sturing van het deel van de leasetermijnen dat btw-vrijgesteld is.

Uniforme btw-behandeling in de EU?

Metadata

Rubriek(en)
Omzetbelasting
Belastingtijdvak
2008
Instantie
HvJ
Datum instantie
18 oktober 2018
Rolnummer
C‑153/17
ECLI
ECLI:EU:C:2018:845
Auteur(s)
E. Sparidis MSc
Meijburg & Co
NLF-nummer
NLF 2018/2344
Aflevering
8 november 2018
Judoregnummer
JCDI:NFB1933
&bwbid=bwbr&artikel=168,&bwbid=bwbr&artikel=168,&bwbid=bwbr&artikel=173,&bwbid=bwbr&artikel=173,bwbr0002629&artikel=15&lid=1,bwbr0002629&artikel=15&lid=1

Naar de bovenkant van de pagina