Direct naar content gaan

Gerelateerde content

Samenvatting

X (belanghebbende) heeft van 1 april 2015 tot en met 31 december 2015 op naam van A (bv) 2.015.432 liter smeerolie bij B (bv) ingekocht en deze als veraccijnsde gasolie doorverkocht aan C (bv). De verschuldigde accijns hierover werd niet afgedragen.

Met dagtekening 23 december 2020 heeft de Inspecteur aan X een naheffingsaanslag accijns opgelegd waarbij € 1.402.296,38 accijns minerale oliën en € 23.236,20 voorraadheffing is nageheven en € 239.908 belastingrente in rekening is gebracht.

Bij Rechtbank Den Haag is in geschil of de naheffingsaanslag accijns terecht aan X is opgelegd.

De Rechtbank beantwoordt deze vraag bevestigend. De Inspecteur heeft X terecht aangemerkt als schuldenaar voor de gehele hoeveelheid gasolie op basis waarvan de naheffingsaanslag is berekend.

Nu de naheffingsaanslag terecht is opgelegd, is eveneens de voorraadheffing terecht. Voorraadheffing is immers verschuldigd door degene die accijns is verschuldigd en de wettelijke bepalingen inzake de heffing en invordering van accijns zijn van overeenkomstige toepassing als ware de heffing accijns.

Ten slotte handhaaft de Rechtbank de beschikking belastingrente.

Het beroep van X wordt ongegrond verklaard.

Metadata

Rubriek(en)
Accijnzen
Belastingtijdvak
1 april 2015 t/m 31 december 2015
Instantie
Rechtbank Den Haag
Datum instantie
22 december 2022
Rolnummer
21/7850
ECLI
ECLI:NL:RBDHA:2022:14224
NLF-nummer
NLF 2023/0207
Aflevering
19 januari 2023
bwbr0005251&artikel=1,bwbr0005251&artikel=1,bwbr0005251&artikel=2,bwbr0005251&artikel=2,bwbr0005251&artikel=2e,bwbr0005251&artikel=2e,bwbr0005251&artikel=25,bwbr0005251&artikel=25,bwbr0005251&artikel=26,bwbr0005251&artikel=26,bwbr0005251&artikel=27,bwbr0005251&artikel=27,bwbr0005251&artikel=51,bwbr0005251&artikel=51

Naar de bovenkant van de pagina