Direct naar content gaan

Samenvatting

X (bv; belanghebbende) houdt 100% van de aandelen in A (bv) en vormt met A een fiscale eenheid. De dga van X (hierna: Y) heeft een advocatenpraktijk die hij heeft ingebracht in A. Deze vennootschap vormt met advocaat B een advocatenmaatschap.

In de jaarrekening van het jaar 2013 van A is een voorziening voor schadevergoeding opgenomen van € 600.000. De schadevergoeding ziet op de door Y geleden schade ten gevolge van het niet tijdig stuiten van de verjaring van zijn vordering tot vergoeding van schade op de gemeente Stichtse Vecht wegens het niet nakomen van een naastingsrecht.

In geschil is of X deze voorziening mocht vormen.

Volgens Hof Amsterdam is dat het geval. Het Hof oordeelt dat de verjaringstermijn pas is verstreken nadat X als lid van de advocatenmaatschap voor Y is gaan optreden.

De door X gestelde voorziening heeft volgens het Hof op haar bedrijfsuitoefening betrekking en heeft betrekking op uitgaven die hun oorsprong vinden in feiten of omstandigheden die zich in de periode voorafgaand aan de balansdatum hebben voorgedaan en ook overigens aan die periode kunnen worden toegerekend.

X heeft er op balansdatum ernstig rekening mee moeten houden dat zij door Y zou kunnen worden aangesproken wegens het niet tijdig stuiten van de verjaring. Daarvoor acht het Hof het niet nodig dat X daartoe op balansdatum (formeel) door Y aansprakelijk is gesteld.

X heeft voorts voldoende aannemelijk gemaakt dat de omvang van de voorziening (naar maatstaven van goed koopmansgebruik) is te stellen op € 600.000.

Het hoger beroep van X is gegrond. De uitspraak van Rechtbank Noord-Holland wordt vernietigd.

Gezien het belang van de precieze feiten in deze zaak, ontkom ik er niet aan om deze hier kort op een rij te zetten. Belanghebbende is middellijk lid van een advocatenmaatschap. De betrokken praktijk is door haar directeur/enig aandeelhouder ingebracht. De directeur-aandeelhouder voerde een procedure in privé, die op enig moment is overgenomen door belanghebbende op naam van de maatschap. In de procedure wordt een fout gemaakt: een verjaring wordt niet gestuit. Daardoor kan de directeur/enig aandeelhouder (tevens cliënt van de maatschap) geen bedrag vorderen van een gemeente. Belanghebbende wenst voor het risico te worden aangesproken uit hoofde van die fout een voorziening te treffen. Let wel: aansprakelijkstelling zou moeten plaatsvinden door de directeur-aandeelhouder, die ook (in elk geval mede) degene is die de fout heeft gemaakt.

Is de fout wel toe te rekenen aan de onderneming van belanghebbende?

Metadata

Rubriek(en)
Vennootschapsbelasting
Belastingtijdvak
2013
Instantie
Hof Amsterdam
Datum instantie
7 april 2020
Rolnummer
18/00602
ECLI
ECLI:NL:GHAMS:2020:1236
Auteur(s)
Ronald Russo
Tilburg University / of counsel Deloitte
NLF-nummer
NLF 2020/1328
Aflevering
11 juni 2020
Judoreg
NFB3320
bwbr0002672&artikel=8,bwbr0002672&artikel=8

Naar de bovenkant van de pagina