Direct naar content gaan

Gerelateerde content

  • Wet en parlementaire geschiedenis
  • Internationale regelgeving
  • Lagere regelgeving
  • Besluiten
  • Jurisprudentie
  • Commentaar NLFiscaal
  • Literatuur
  • Recent

Samenvatting

In deze WOZ-zaak is de waarde van de woning in hoger beroep niet meer in geschil.

Partijen zijn eensluidend van mening dat Rechtbank Noord-Holland ten onrechte geen vergoeding van immateriële schade aan X (belanghebbende) heeft toegekend wegens overschrijding van de redelijke termijn.

Tussen de ontvangst van het bezwaarschrift en de uitspraak van de Rechtbank op 23 mei 2022 zijn (afgerond) 26 maanden verstreken, zodat (nu er geen aanleiding is voor een verlenging van de termijn) sprake is van overschrijding van de redelijke termijn met twee maanden. De bezwaartermijn heeft langer dan zes maanden, namelijk bijna negen maanden, geduurd.

Doordat de Rechtbank niet binnen zes weken na de zitting op 28 februari 2022 uitspraak heeft gedaan, had zij ambtshalve een vergoeding van immateriële schade aan X moeten toekennen. Hof Amsterdam veroordeelt de Heffingsambtenaar alsnog tot vergoeding van een bedrag aan immateriële schade van € 500 aan X. Voorts wordt de Heffingsambtenaar veroordeeld in de proceskosten van X tot een bedrag van totaal € 1.255,50.

Metadata

Rubriek(en)
Formeel belastingrecht
Belastingtijdvak
2020
Instantie
Hof Amsterdam
Datum instantie
21 februari 2023
Rolnummer
22/00477
ECLI
ECLI:NL:GHAMS:2023:581
NLF-nummer
NLF 2023/0703
Aflevering
30 maart 2023

Naar de bovenkant van de pagina