Direct naar content gaan

Samenvatting

X (belanghebbende) hield vanaf 20 mei 2008 via een STAK alle aandelen in een bv. X is bestuurder van zowel de STAK als van de bv. Op 28 november 2012 zijn de certificaten van aandelen in de bv geleverd aan de echtgenote van X.

Per 1 januari 2012 heeft X een eenmanszaak met als activiteit ‘fiscaal en financieel advies’.

In geschil zijn aan X opgelegde (navorderings)aanslagen IB/PVV (jaren 2016-2020).

Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat sprake is van een nieuw feit om na te vorderen en dat de aanslagen tijdig zijn opgelegd. Door de eenmanszaak aan de bv in rekening gebrachte bedragen zijn ten onrechte gekwalificeerd als winst uit onderneming. De uren die X heeft besteed aan werkzaamheden voor de bv zijn aan te merken als werkzaamheden in het kader van de (fictieve) dienstbetrekking waarvoor loon wordt geacht te zijn ontvangen. Wanneer deze uren buiten beschouwing worden gelaten, voldoet X in geen van de jaren aan het urencriterium. X komt daarom niet in aanmerking voor de zelfstandigenaftrek.

De Rechtbank verwerpt alle stellingen en verklaart het beroep ongegrond.

Metadata

Rubriek(en)
Inkomstenbelasting
Formeel belastingrecht
Belastingtijdvak
2016-2020
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Datum instantie
6 januari 2025
Rolnummer
23/869; 23/870; 23/871; 23/872; 23/873; 23/874; 23/875; 23/876; 23/877; 23/878
ECLI
ECLI:NL:RBZWB:2025:41
NLF-nummer
NLF 2025/0331
Aflevering
11 februari 2025
bwbr0002320&artikel=11,bwbr0002320&artikel=11,bwbr0002320&artikel=16,bwbr0002320&artikel=16,bwbr0011353&artikel=3.6,bwbr0011353&artikel=3.6

Naar de bovenkant van de pagina