Direct naar content gaan

Samenvatting

X (belanghebbende) is een management-bv. Tussen Y (bv) en X is op 1 augustus 2018 een managementovereenkomst gesloten. Op basis van deze overeenkomst heeft persoon A in de periode augustus 2018 tot en met 31 december 2019 werkzaamheden verricht voor Y. Voor de werkzaamheden van A is een managementvergoeding overeengekomen.

X heeft op 11 juni 2020 een creditfactuur uitgereikt aan Y. Het gaat om een bedrag van (€ 41.550 + € 8.725,50 btw =) € 50.275,50.

X stelt in deze procedure dat een aan haar opgelegde naheffingsaanslag moet worden verminderd in verband met de uitgereikte creditfactuur.

Rechtbank Gelderland oordeelt dat X niet aannemelijk heeft gemaakt dat sprake is van een prijsvermindering. Weliswaar staat vast dat op 11 juni 2020 aan Y een creditfactuur is uitgereikt, maar onduidelijk is of het bedrag van de managementvergoeding te hoog was en waarom het te hoog was. X heeft de gegevens voor de dienstverlening en/of prijsvermindering, ondanks verzoeken daartoe, niet overgelegd. X heeft ook niet onderbouwd hoe het bedrag van de creditfactuur tot stand is gekomen. Daarmee is niet komen vast te staan of het inderdaad een prijsvermindering betrof als bedoeld in artikel 29 Wet OB 1968.

Metadata

Rubriek(en)
Omzetbelasting
Belastingtijdvak
1 april 2020 t/m 30 juni 2020
Instantie
Rechtbank Gelderland
Datum instantie
14 juni 2022
Rolnummer
21/2298
ECLI
ECLI:NL:RBGEL:2022:2941
NLF-nummer
NLF 2022/1404
Aflevering
21 juli 2022
bwbr0002629&artikel=29,bwbr0002629&artikel=29

Naar de bovenkant van de pagina