X (bv; belanghebbende) heeft op 20 januari 2021 BPM-aangifte gedaan ter zake van de registratie van een Land Rover Discovery.
De Inspecteur heeft X op grond van artikel 47, lid 1, onderdeel b, AWR verzocht om een inkoopfactuur of inkoopverklaring voor de auto op te sturen (het verzoek). Omdat aan het verzoek geen gevolg is gegeven, heeft de Inspecteur een informatiebeschikking gegeven. De informatiebeschikking is bij uitspraak op bezwaar gehandhaafd.
Bij e-mail van 13 oktober 2021 is verzocht om buitenwerkingstelling van voornoemde BPM-aangifte.
X heeft beroep ingesteld.
Rechtbank Den Haag stelt vast dat de aangifte is ingetrokken. Met de intrekking van de aangifte kunnen de inkoopfactuur of inkoopverklaring niet langer van belang zijn voor de heffing van BPM. De informatiebeschikking moet daarom, analoog aan het bepaalde in artikel 52a, lid 3, AWR, als vervallen worden beschouwd. Al hetgeen X heeft aangevoerd tegen de informatiebeschikking en omkering en verzwaring van de bewijslast, behoeft daarom geen behandeling.
X kan niet langer worden tegengeworpen dat zij niet heeft voldaan aan het verzoek van de Inspecteur. Zij heeft geen belang meer bij onderhavige procedure zodat het beroep niet-ontvankelijk wordt verklaard.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
BRON
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van 21 december 2022 in de zaak tussen
eiseres bv, gevestigd te [vestigingsplaats], eiseres (gemachtigde: A.F.M.J. Verhoeven),
en
de inspecteur van de Belastingdienst, verweerder.
De bestreden uitspraak op bezwaar
De uitspraak van verweerder van 18 november 2021 op het bezwaar van eiseres tegen de aan haar gegeven informatiebeschikking (de informatiebeschikking).
Zitting
Het onderzoek ter zitting heeft via een videoverbinding plaatsgevonden op 7 december 2022.
Namens eiseres heeft haar gemachtigde daaraan deelgenomen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. [A] en mr. [B].
Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Overwegingen
1. Eiseres heeft op 20 januari 2021 aangifte belasting van personenauto’s en motorrijwielen (Bpm) (de aangifte) gedaan ter zake van de registratie van een Land Rover Discovery (de auto).
2. Verweerder heeft eiseres op grond van artikel 47, eerste lid, letter b van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (Awr) verzocht om een inkoopfactuur of inkoopverklaring voor de auto op te sturen (het verzoek). Omdat aan het verzoek geen gevolg is gegeven, heeft verweerder, met toepassing van artikel 52a, eerste lid, van de Awr, op 1 juli 2021 de informatiebeschikking gegeven. De informatiebeschikking is bij de bestreden uitspraak op bezwaar gehandhaafd.
3. Tot de stukken van het geding behoort een op 13 oktober 2021 vanaf het adres info@nicoalblas.nl verstuurde e-mail aan de belastingdienst waarin het volgende is opgenomen:
“Hierbij verzoek ik u om buitenwerkingstelling van de bijgesloten aangifte met vin nummer [VIN-nummer van de auto].”
4. In artikel 52a, derde lid, van de Awr is voor zover hier van belang bepaald dat, indien de inspecteur een naheffingsaanslag vaststelt voordat de met betrekking tot die belastingaanslag genomen informatiebeschikking onherroepelijk is geworden, de informatiebeschikking vervalt.
5. Gezien het onder 3 vermelde e-mailbericht heeft eiseres de aangifte ingetrokken. Verweerder heeft hierop reeds in het verweerschrift van 2 februari 2022 gewezen. In de pas ter zitting ingenomen enkele stelling van eiseres dat niet vaststaat dat die e-mail van haar afkomstig is, ziet de rechtbank geen aanleiding aan die intrekking voorbij te gaan. Voor de rechtbank staat dan ook vast dat de aangifte is ingetrokken.
6. Met de intrekking van de aangifte kunnen de inkoopfactuur of inkoopverklaring niet langer van belang zijn voor de heffing van Bpm. Naar het oordeel van de rechtbank moet de informatiebeschikking daarom, analoog aan het bepaalde in artikel 52a, derde lid, van de Awr, als vervallen worden beschouwd. Al hetgeen eiseres heeft aangevoerd tegen de informatiebeschikking en omkering en verzwaring van de bewijslast, behoeft daarom geen behandeling.
7. Gelet op het voorgaande kan eiseres niet langer worden tegengeworpen dat zij niet heeft voldaan aan het verzoek van verweerder en heeft eiseres geen belang meer bij onderhavige procedure. Het beroep is daarom niet-ontvankelijk verklaard.
8. Eiseres heeft aangevoerd dat het in strijd is met het Unierecht om vooraf griffierecht te moeten betalen. Het bepaalde in artikel 6 van het EVRM en artikel 47 van het Handvest verzet zich uitsluitend tegen de heffing van griffierecht indien dit een wezenlijke belemmering tot de toegang tot de rechter vormt.Eiseres heeft geen beroep op betalingsonmacht gedaan, zodat niet aannemelijk is dat daarvan sprake is. Ook anderszins is dit niet gebleken.
9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.J. Ebbeling, rechter, in aanwezigheid van mr. T. Blauw, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 21 december 2022.