Direct naar content gaan

Samenvatting

De Hoge Raad heeft een zaak over een informatiebeschikking bij arrest van 18 december 2015, 14/04143, ECLI:NL:HR:2015:3602 verwezen naar Hof Den Bosch.

De Inspecteur heeft stukken overgelegd aan de geheimhoudingskamer en daarbij een beroep gedaan op artikel 8:29 Awb. De uitspraak van de geheimhoudingskamer houdt in dat het beroep op geheimhouding deels gerechtvaardigd is. Vervolgens heeft de Inspecteur aan het verwijzingshof niet alle stukken toegezonden die volgens die uitspraak moesten worden verstrekt.

In geschil was onder meer of de informatiebeschikking terecht is gegeven en welke gevolgen moeten worden verbonden aan de omstandigheid dat de Inspecteur niet alle op de zaak betrekking hebbende stukken heeft overgelegd.

Het verwijzingshof heeft aannemelijk geacht dat de door de Inspecteur gevraagde informatie van belang kan zijn voor de belastingheffing van X over de jaren vanaf 2006. X moet de gevraagde informatie daarom verschaffen.

Met betrekking tot de sanctie van artikel 8:31 Awb heeft het Hof vooropgesteld dat uit de overgelegde stukken nog geen begin van bewijs is af te leiden dat de Inspecteur zijn bevoegdheid tot het vragen van inlichtingen en overleggen van stukken heeft misbruikt. De gevraagde informatie kan van belang zijn voor de belastingheffing ten aanzien van X en het onderzoek was mede op diens belastingpositie gericht. Om die reden heeft het Hof geen aanleiding gezien aan het verzuim van de Inspecteur consequenties te verbinden. Daarbij heeft het Hof opgemerkt dat het de mogelijkheid dat de Inspecteur misbruik van zijn bevoegdheid heeft gemaakt niet kan beoordelen omdat het de niet vrijgegeven stukken/passages niet kent maar dat het vernietiging van de informatiebeschikking volstrekt ongewenst acht omdat dat zou leiden tot uitholling van de wettelijke controlemogelijkheden van de Belastingdienst.

X heeft tegen dit oordeel cassatieberoep ingesteld. Hij betoogt onder meer dat het oordeel van het Hof onbegrijpelijk is voor wat betreft stukken die de Inspecteur met opzet niet heeft overgelegd. De Hoge Raad verwerpt dit betoog. De enkele omstandigheid dat de door de Inspecteur verlangde informatie ook andere fiscale doeleinden kan dienen, voert niet tot het oordeel dat de Inspecteur zijn in artikel 47 e.v. AWR gegeven bevoegdheden misbruikt. Het op artikel 8:31 Awb berustende oordeel van het Hof over de aan het verzuim van de Inspecteur te verbinden gevolgen is ook niet onbegrijpelijk. Het verzuim alle op de zaak betrekking hebbende stukken over te leggen belemmert X niet in diens mogelijkheden de gegrondheid van die beschikking te bestrijden, en verhindert het Hof niet die gegrondheid te onderzoeken. Het cassatieberoep van X is ongegrond.

De staatssecretaris van Financiën komt op tegen de uitspraak van de geheimhoudingskamer van het Hof. Dit middel behoeft bij gebrek aan belang geen behandeling, oordeelt de Hoge Raad.

Bij het lezen van deze uitspraak van de Hoge Raad bekroop mij een zeer onprettig gevoel. Het staat vast dat de Inspecteur bepaalde stukken niet geheim mocht houden en ongeschoond diende te overleggen aan de rechter en de belastingplichtige. De Inspecteur doet dat vervolgens opzettelijk niet – weigert dus uitvoering te geven aan een rechterlijk oordeel – maar komt daarmee weg zonder enige vorm van compensatie voor de belastingplichtige. Die had volgens het Hof en de Hoge Raad voldoende gelegenheid gehad om zich tegen de informatiebeschikking te verdedigen. Een redenering zo krom als een banaan, wat mij betreft. Wat de inhoud van de ten onrechte achtergehouden stukken is, is zowel voor de rechter als voor de belastingplichtige onbekend. Door te overwegen dat belanghebbende niet is belemmerd in diens mogelijkheden om zich te verdedigen – en dus kennelijk niet is geschaad door de opzettelijke niet-overlegging van de stukken – neemt de rechter een voorschot op een mogelijke inhoud, zonder die überhaupt te kennen. Of en in hoeverre verdedigingsbelangen zijn geschaad, kan pas worden vastgesteld als de rechter de inhoud van de achtergehouden stukken bekend is. Het Hof geeft dit ook toe door te overwegen dat een eventueel misbruik van bevoegdheden door de Inspecteur niet kan worden beoordeeld, omdat het de niet vrijgegeven stukken/passages niet kent. Daarmee is de redenering van het Hof ook innerlijk tegenstrijdig. De bevestiging door de Hoge Raad is met name ook opmerkelijk in het licht van het arrest van 17 augustus 2018, waarin hij overwoog:

 

Metadata

Rubriek(en)
Formeel belastingrecht
Belastingtijdvak
2006-2012
Instantie
HR
Datum instantie
14 november 2019
Rolnummer
19/02257
ECLI
ECLI:NL:HR:2019:1785
Auteur(s)
Mark Hendriks
FT-advocaten
NLF-nummer
NLF 2019/2757
Aflevering
19 december 2019
Judoreg
NFB2936
bwbr0002320&artikel=52a,bwbr0002320&artikel=52a,bwbr0005537&artikel=8:31

Naar de bovenkant van de pagina