Direct naar content gaan

Samenvatting

Erflater, overleden in 2016, hield alle aandelen in Beheer (bv). Krachtens testament heeft erflater de aandelen gelegateerd aan zijn zoon en dochter. Beheer houdt alle aandelen in Architectenbureau bv (hierna: A). In 1996 is door A een kerk aangekocht. De kerk is afgebrand en daarna gesloopt. Sindsdien is het een braakliggend terrein met (enige) fundering.

In geschil is de door de Inspecteur berekende omvang van het belastbare inkomen uit aanmerkelijk belang met betrekking tot de overgang van de aandelen Beheer. In het bijzonder is in geschil of in het kader van de toepassing van artikel 4.17a Wet IB 2001 een deel van het vermogen van Beheer dient te worden aangemerkt als beleggingsvermogen.

De erven stellen primair dat de post voorraden (de kerk) tot het ondernemingsvermogen behoort.

Rechtbank Noord-Nederland heeft geoordeeld dat op het moment van het overlijden van erflater ten aanzien van de kerk sprake was van meer dan normaal vermogensbeheer. Deze balanspost moet daarom geheel als ondernemingsvermogen aangemerkt worden. Van de liquide middelen van € 1.369.895 van Beheer heeft de Rechtbank € 250.000 aangemerkt als ondernemingsvermogen.

De Inspecteur heeft hoger beroep ingesteld en Hof Arnhem-Leeuwarden verklaart dat gegrond.

De erven maken niet aannemelijk dat de in de loop van de jaren – sinds de aanschaf van de kerk in 1996 tot aan het overlijden van erflater in 2016 – verrichte activiteiten meer omvatten dan normaal vermogensbeheer. De activiteiten hadden geen ander doel dan het – op termijn – kunnen verkopen van de kerk, al dan niet na een gerealiseerde bestemmingswijziging. Er is sprake van beleggingsvermogen dat verplicht niet behoort tot het ondernemingsvermogen. Het gelijk is aan de Inspecteur. In dat geval vervalt de stelling van de erven dat alle liquide middelen behoren tot het ondernemingsvermogen.

De erven slagen ook niet in het verlangde bewijs dat circa € 150.000 moet worden aangemerkt als ondernemingsvermogen. Voor dat geval is niet in geschil dat de aanslag door de Inspecteur niet te hoog is vastgesteld.

De Hoge Raad heeft op 9 februari 2024 het beroep in cassatie tegen deze uitspraak verworpen onder verwijzing naar artikel 81 Wet RO (22/01082)

Metadata

Rubriek(en)
Inkomstenbelasting
Belastingtijdvak
2016
Instantie
Hof Arnhem-Leeuwarden
Datum instantie
15 februari 2022
Rolnummer
21/00066
ECLI
ECLI:NL:GHARL:2022:1087
Auteur(s)
mr. A.M.A. de Beer
Grant Thornton
NLF-nummer
NLF 2022/0532
Aflevering
17 maart 2022
Judoregnummer
JCDI:NFB4881
bwbr0011353&artikel=4.16,bwbr0011353&artikel=4.16,bwbr0011353&artikel=4.17a,bwbr0011353&artikel=4.17a

Naar de bovenkant van de pagina