Direct naar content gaan

Samenvatting

X (bv; belanghebbende), gevestigd in Nederland, heeft bij een dealer in Duitsland een nieuwe auto gekocht. Toen de auto op 21 januari 2016 in Duitsland aan X werd afgeleverd, stond de kilometerteller op circa 30. De auto is op diezelfde dag voor het eerst toegelaten tot de openbare weg in Duitsland. Daartoe is aan X in Duitsland een zogenoemd exportkenteken afgegeven. Met de auto is ongeveer 3.000 kilometer in Duitsland gereden.

Daarna heeft X op 1 februari 2016 op aangifte een bedrag aan BPM voldaan. De kilometerteller stond toen op 3.195.

X heeft zich op het standpunt gesteld dat de auto voor de heffing van BPM als een gebruikte personenauto moet worden aangemerkt.

De Inspecteur heeft zich op het standpunt gesteld dat de auto als nieuwe personenauto moet worden beschouwd en heeft aan X een naheffingsaanslag opgelegd. Hof Den Haag heeft geoordeeld dat de auto voor de heffing van BPM moet worden aangemerkt als een nieuwe personenauto aangezien de auto als nieuw aan X is afgeleverd en zij het zelf in de hand had wanneer zij na aankoop de auto in Nederland zou doen registreren.

Tegen dit oordeel heeft X cassatieberoep ingesteld en de Hoge Raad verklaart dit gegrond.

Het tijdstip van registratie in het kentekenregister is het belastbare feit. Indien het motorrijtuig niet is geregistreerd in het kentekenregister en daarmee in Nederland gebruik is gemaakt van de weg door een in Nederland wonende natuurlijke persoon of gevestigd lichaam aan wie dat motorrijtuig feitelijk ter beschikking staat, is het tijdstip van het belastbare feit de aanvang van dat gebruik.

De Hoge Raad oordeelt voorts dat onder een nieuw motorrijtuig moet worden verstaan een motorrijtuig dat na de vervaardiging ervan niet of nauwelijks in gebruik is geweest (vgl. HR 27 januari 2017, 16/02949, ECLI:NL:HR:2017:78, NLF 2017/0671, met noot van Elbert). Het Hof heeft dus een onjuiste maatstaf aangelegd, oordeelt de Hoge Raad. Uit de feiten en omstandigheden volgt immers dat met de auto op het tijdstip van de registratie ervan, een zodanig aantal kilometers in het buitenland was gereden dat deze niet als een nieuwe personenauto kan worden aangemerkt. Voor dat geval is tussen partijen niet in geschil dat de naheffingsaanslag moet worden vernietigd, aldus de Hoge Raad.

De U-bochtconstructie is bij deze gelegaliseerd.

Ik veronderstel dat de Belastingdienst dit arrest niet met heel veel genoegen zal lezen. De BPM is een keiharde wet en ditmaal is de Belastingdienst het ‘slachtoffer’. Een korte uitleg van de U-bochtconstructie en de juridische achtergrond lijkt mij hier op zijn plaats.

BPM is een registratiebelasting: verschuldigd bij registratie van een voertuig in Nederland. Voor een personenauto is de BPM tegenwoordig grotendeels CO2-afhankelijk, zie artikel 9 Wet BPM. Betreft het een gebruikt voertuig, dan geldt ex artikel 10 Wet BPM een korting. De vraag of een voertuig gebruikt is of niet, leidt dan ook regelmatig tot jurisprudentie. Tot het arrest van de Hoge Raad van 29 mei 2009 werd op basis van een toezegging in de Leidraad BPM 2006 een voertuig als gebruikt aangemerkt wanneer dat voertuig eerder in een ander land was geregistreerd. Na aanpassing van de Leidraad BPM geven de kilometerstand en de gebruikssporen de doorslag. De praktijk heeft een praktische oplossing gevonden in de vorm van de U-bochtconstructie. Deze werkt als volgt: u koopt een auto, maar laat deze eerst in het buitenland registreren en in het buitenland rondrijden. Zodra er – meestal in een zeer kort tijdsbeslag – afdoende kilometers zijn gereden, registreert u de auto in Nederland. Een maand flink (laten) doorrijden in het buitenland levert al gauw een besparing van een paar duizend euro op.

Dat de Belastingdienst deze constructie met lede ogen aanziet, kan ik mij voorstellen. Legaal is zij echter wel, zo bevestigt de Hoge Raad. Dit omdat eerst registratie in Nederland leidt tot een belastbaar feit. Zonder registratie in Nederland kan slechts het gebruik van de Nederlandse weg door een inwoner van Nederland tot een belastbaar feit leiden. Eerst ten tijde van één van deze belastbare feiten, wordt gekeken of het voertuig gebruikt is of niet. De Hoge Raad oordeelt mijns inziens dan ook terecht dat het feit dat de auto al eerder eigendom was van belanghebbende, hierbij niet ter zake doet.

Metadata

Rubriek(en)
Autobelastingen
Belastingtijdvak
2012
Instantie
HR
Datum instantie
21 september 2018
Rolnummer
17/02947
ECLI
ECLI:NL:HR:2018:1695
Auteur(s)
Heleen Elbert
Elbert Fiscaal
NLF-nummer
NLF 2018/2085
Aflevering
4 oktober 2018
Judoreg
NFB1803
bwbr0005806&artikel=10

Naar de bovenkant van de pagina