Direct naar content gaan

Samenvatting

X (belanghebbende) verhuurt onroerende zaken aan derden. Het betreft stenen gebouwen met een plat dak en een kanteldeur. In de onroerende zaken zijn geen voorzieningen aangebracht. De onroerende zaken worden niet verhuurd in combinatie met woningen of andere onroerende zaken. In de huurovereenkomsten heeft X niet opgenomen dat het verboden is om de onroerende zaken te gebruiken voor het parkeren van voertuigen.

In geschil is of de verhuur van de onroerende zaken is vrijgesteld van omzetbelasting. Meer in het bijzonder is in geschil of sprake is van garageboxen die (ook) bestemd zijn voor parkeren of niet. De verhuur van parkeerruimte is uitgezonderd van de vrijstelling voor de verhuur van onroerende zaken (artikel 11, lid 1, onderdeel b, onder 3°, Wet OB 1968).

Rechtbank Gelderland past de twee cumulatieve criteria toe zoals geformuleerd in het arrest van de Hoge Raad van 10 februari 2017 (15/04877, ECLI:NL:HR:2017:185) en oordeelt dat in het onderhavige geval de onroerende zaak voor wat betreft aard en inrichting bestemd is voor het parkeren van voertuigen en dat het gebruik ervan als parkeerruimte niet contractueel is uitgesloten. Er is sprake van belaste verhuur van parkeerruimte. Van gewekt vertrouwen is voorts geen sprake.

Het beroep is ongegrond.

Metadata

Rubriek(en)
Omzetbelasting
Belastingtijdvak
2013
Instantie
Rechtbank Gelderland
Datum instantie
31 mei 2021
Rolnummer
19/3169
ECLI
ECLI:NL:RBGEL:2021:2677
NLF-nummer
NLF 2021/1277
Aflevering
24 juni 2021
bwbr0002629&artikel=11&lid=1,bwbr0002629&artikel=11&lid=1

Naar de bovenkant van de pagina