Direct naar content gaan

Gerelateerde content

Samenvatting

De Inspecteur heeft aan X (belanghebbende) een naheffingsaanslag accijns van € 1.702 opgelegd vanwege de vondst van 7.000 onveraccijnsde sigaretten in een schuur behorende bij zijn woning.

X betwist de aanslag en stelt dat hij niets wist van de sigaretten en dat de ex-partner van zijn huidige partner hiervoor verantwoordelijk is.

Rechtbank Zeeland-West-Brabant geeft hem echter geen gelijk. Vast staat dat de sigaretten zijn aangetroffen in de schuur behorende bij de woning en dat hij vrije toegang had tot de schuur. Hij heeft ook verklaard iedere dag in de schuur aanwezig te zijn geweest. De Rechtbank is daarom van oordeel dat X fysiek over de in de schuur aangetroffen sigaretten kon beschikken. Deze feitelijke beschikkingsmacht is voldoende om te kunnen oordelen dat hij de sigaretten voorhanden heeft gehad. Niet relevant is of hij een recht of belang kon doen gelden op die sigaretten of dat hij wist of redelijkerwijs had behoren te weten dat daarover accijns was verschuldigd (vgl. HvJ 10 juni 2021, C‑279/19, ECLI:EU:C:2021:473, NLF 2021/1357, met noot van Wolkers).

Het beroep wordt ongegrond verklaard.

Metadata

Rubriek(en)
Accijnzen
Belastingtijdvak
2021
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Datum instantie
16 oktober 2024
Rolnummer
23/9433
ECLI
ECLI:NL:RBZWB:2024:7073
NLF-nummer
NLF 2024/2439
Aflevering
29 oktober 2024
bwbr0005251&artikel=51,bwbr0005251&artikel=51

Naar de bovenkant van de pagina