Direct naar content gaan

Gerelateerde content

Samenvatting

X (bv; belanghebbende) is een internationaal concern dat opslagruimte verhuurt (self storage). Zij heeft op 30 juni 2015 alle aandelen verworven in (holding) B. B staan 23 vestigingen ten dienste waar met name aan particulieren tegen betaling opslagmogelijkheden worden geboden. B levert naast verhuur van opslagruimte ook diensten zoals verkoop van sloten en opslagmateriaal, assistentie bij de opslag, verzekering van de opgeslagen spullen, terbeschikkingstelling van steekkarretjes, verhuur van aanhangwagens, enz. Daarnaast bestaat B’s bedrijfsvoering uit onder meer intensief management en actieve marketing.

Voor Hof Den Haag was onder meer in geschil of de door X verworven aandelen in B fictieve onroerende zaken zijn als bedoeld in artikel 4, lid 1, aanhef en onderdeel a, Wet BRV. Het geschil spitste zich toe op de vraag of de met de aandelentransactie verworven onroerende zaken ‘dienstbaar zijn’ in de zin van artikel 4, lid 1, aanhef en onderdeel a, Wet BRV.

Volgens Hof Den Haag is de verwerving van de aandelen niet gericht geweest op het enkel verkrijgen – zonder heffing van overdrachtsbelasting – van de onroerende zaken. Van belang daarbij is dat de overname van de aandelen voor een belangrijk deel tot doel had een Nederlandse marktspeler en concurrent in zijn geheel over te nemen. Het Hof heeft voorts geoordeeld dat de bedrijfsuitoefening van X niet wezenlijk verschilde van de exploitatie van een hotelbedrijf, dat volgens de wetgever buiten bereik van artikel 4, lid 1, aanhef en onderdeel a, Wet BRV moet blijven. De onroerende zaken zijn veeleer dienstbaar aan de exploitatie van een geavanceerd opslagbedrijf dan aan de exploitatie van enkel onroerende zaken, aldus het Hof.

De staatssecretaris heeft cassatieberoep ingesteld en de Hoge Raad verklaart dat gegrond.

Uit de uitspraak blijkt niet waarom in dit geval de terbeschikkingstelling van ruimten aan klanten ondergeschikt is aan de door B geleverde diensten aan haar klanten. De zaak is verwezen naar Hof Amsterdam om dit nader te onderzoeken.

Conform Conclusie A-G Wattel (NLF 2020/2032, met noot van Gassler).

Metadata

Rubriek(en)
Belastingen van rechtsverkeer
Belastingtijdvak
2015
Instantie
HR
Datum instantie
16 april 2021
Rolnummer
20/00081
ECLI
ECLI:NL:HR:2021:585
Auteur(s)
drs. M.J.A.M. van Gijlswijk
Meijburg & Co
NLF-nummer
NLF 2021/0885
Aflevering
29 april 2021
Judoreg
NFB4291
bwbr0002740&artikel=4&lid=1,bwbr0002740&artikel=4&lid=1

Naar de bovenkant van de pagina