Direct naar content gaan

Samenvatting

Anders dan A-G Niessen oordeelt de Hoge Raad in dit arrest dat de vermogensrendementsheffing voor het jaar 2011 niet in strijd is met artikel 1 van het Eerste Protocol bij het EVRM (hierna: EP).
Van het forfaitaire stelsel van box 3 kan niet worden gezegd dat het elke redelijke grond ontbeert. Gelet op de ruime beoordelingsmarge die de wetgever op het terrein van het belastingrecht toekomt, is dit stelsel niet in strijd met artikel 1 EP.
Dit stelsel zou slechts dan in strijd komen met artikel 1 EP indien zou komen vast te staan dat het destijds door de wetgever voor een lange reeks van jaren veronderstelde rendement van vier percent voor particuliere beleggers niet meer haalbaar is en belastingplichtigen, mede gelet op het toepasselijke tarief, zouden worden geconfronteerd met een buitensporig zware last (zie HR 3 april 2015, nr. 13/04247, ECLI:NL:HR:2015:812). Indien deze onhaalbaarheid duidelijk zou worden en de wetgever ervoor kiest uit te blijven gaan van een forfaitair rendement, mag van hem worden verlangd dat hij de regeling aanpast teneinde de beoogde benadering van de werkelijkheid te herstellen. Voor wat betreft de forfaitaire rendementsheffing voor het jaar 2011 is dat niet geval, aldus de Hoge Raad.

Metadata

Rubriek(en)
Inkomstenbelasting
Belastingtijdvak
2011
Instantie
HR
Datum instantie
10 juni 2016
Rolnummer
14/05020
ECLI
ECLI:NL:HR:2016:1129
bwbr0011353&artikel=2.13,bwbr0011353&artikel=5.1,bwbr0011353&artikel=5.3&lid=1

Naar de bovenkant van de pagina