Direct naar content gaan

Samenvatting

Y bv heeft verhuurde panden verkocht aan de (middellijk) dga van X bv en diens kinderen. Y bv en X bv maken deel uit van een fiscale eenheid met nog diverse andere vennootschappen. Sommige panden zijn binnen vijf jaar met flinke winsten doorverkocht. Volgens de Inspecteur zijn de overeengekomen koopsommen voor de panden niet zakelijk. Hij heeft de winst van X bv met een navorderingsaanslag vpb 2005 gecorrigeerd.

Hof Den Haag acht door de Inspecteur, rekening houdend met een uitpondscenario, aannemelijk gemaakt dat de waarde van de panden aanzienlijk hoger is dan de overeengekomen prijs. Gelet op de kennis van X bv (althans van haar dga) van de markt is zij volgens het Hof voorts bewust geweest van het voordeel dat zij aan haar aandeelhouder heeft doen toekomen. Het Hof heeft verder geoordeeld dat de gecorrigeerde hogere verkoopwinst door X bv niet kan worden toegevoegd aan de HIR (art. 3.54 Wet IB 2001).

Volgens de Hoge Raad komt X bv terecht op tegen de beslissing van het Hof dat de geconstateerde hogere verkoopwinst niet kan worden toegevoegd aan de HIR. Ook een boekwinst die het gevolg is van een onttrekking van een bedrijfsmiddel kan worden toegevoegd aan een HIR. De Hoge Raad komt hiermee terug op HR 18 maart 1970, 16.322, ECLI:NL:HR:1970:AX5829. De zaak is verwezen.

Conform Conclusie A-G Niesen.

Metadata

Rubriek(en)
Vennootschapsbelasting
Belastingtijdvak
2005
Instantie
HR
Datum instantie
16 september 2016
Rolnummer
15/04483
ECLI
ECLI:NL:HR:2016:2080
Auteur(s)
prof. mr. dr. R. Russo
Tilburg University/of counsel Deloitte
NLF-nummer
NLF 2016/0184
Aflevering
6 oktober 2016
Judoregnummer
JCDI:NFB39
bwbr0011353&artikel=3.54&lid=1,bwbr0011353&artikel=3.54,bwbr0011353&artikel=3.64&lid=1

Naar de bovenkant van de pagina