Direct naar content gaan

Samenvatting

X (nv; belanghebbende) is een in België gevestigde betaaldvoetbalorganisatie (BVO). In 2010 heeft X drie bij haar onder contract staande spelers (G, H en I) uitgeleend aan in Nederland gevestigde BVO’s.

In geschil is een aan X opgelegde naheffingsaanslag loonheffing 2010 betreffende de door X aan de drie spelers uitbetaalde bedragen.

Rechtbank Gelderland maakt een onderscheid tussen de bedragen die aan de drie spelers periodiek als tekengeld zijn uitbetaald en het bedrag dat aan speler H ineens is toegekend.

De periodiek betaalde bedragen vormen volgens de Rechtbank een vergoeding voor toekomstig te verrichten sportprestaties. De betreffende uitbetaalde tekengelden zijn aan Nederland toegewezen als beloning voor de in Nederland verrichte sportprestaties van de spelers (artikel 17, paragraaf 1, Verdrag Nederland-België) en op grond van artikel 10 Wet LB 1964 belast als loon uit dienstbetrekking (zie HR 30 maart 2007, 40.633, ECLI:NL:HR:2007:BA1792). Het betoog van X dat er geen genietingsmoment in Nederland is en dat Nederland niet mag heffen over de tekengelden, slaagt niet.

Aan speler H is verder een eenmalig bedrag van € 350.000 netto toegekend. Dit bedrag zou niet, zoals de andere tekengelden, verspreid over het jaar worden betaald. De Rechtbank acht niet aannemelijk dat dit bedrag tussen partijen is overeengekomen als vergoeding voor toekomstige door H te verrichten sportprestaties in Nederland. Het bedrag is overeengekomen tussen X als werkgever en H als werknemer in België kennelijk nog in het kader van de dienstbetrekking in België en is op grond van artikel 15 Verdrag Nederland-België niet in Nederland aan de heffing onderworpen. In zoverre is het beroep gegrond.

De Inspecteur heeft volgens de Rechtbank terecht eindheffing op de tekengelden toegepast. Tussen partijen is niet in geschil, en de Rechtbank volgt partijen daarin, dat de 30%-regeling niet van toepassing is op de tekengelden omdat sprake is van loonbestanddelen waarbij loonheffing eindheffing is.

Deze drie voetballers van dezelfde Belgische voetbalclub werden los van elkaar verhuurd aan Nederlandse voetbalclubs. In hun overeenkomsten met de Belgische club hadden zij naast hun salaris ook tekengelden afgesproken. Meestal werden die in termijnen uitbetaald, maar in één enkel geval kreeg een speler het tekengeld ineens. De Rechtbank vindt dat die termijnbetalingen in Nederland belast zijn, omdat zij werden aangepast toen de spelers verhuurd werden en dus een relatie hadden met de Nederlandse werkzaamheden. Maar de betaling ineens is niet hier belast omdat die was afgesproken en betaald voordat sprake was van verhuur aan een Nederlandse club. De Belgische voetbalclub vindt dat er geen relatie is met de Nederlandse werkzaamheden, maar moet nu toch een aanzienlijke naheffingsaanslag betalen.

Eindheffing, dus geen 30%-regeling

Metadata

Rubriek(en)
Loonbelasting
Belastingtijdvak
2010
Instantie
Rechtbank Gelderland
Datum instantie
26 maart 2019
Rolnummer
17/2789
ECLI
ECLI:NL:RBGEL:2019:1339
Auteur(s)
dr. D. Molenaar
All Arts Belastingadviseurs/Erasmus Universiteit
NLF-nummer
NLF 2019/1003
Aflevering
2 mei 2019
Judoreg
NFB2443
bwbr0002471&artikel=10,bwbr0002471&artikel=10&lid=2,bwbr0002471&artikel=10,bwbr0002471&artikel=31&lid=1,bwbr0002471&artikel=31&lid=1,bwbv0001563&artikel=15,bwbv0001563&artikel=15,bwbv0001563&artikel=17,bwbv0001563&artikel=17,bwbv0001563&artikel=29,bwbv0001563&artikel=29

Naar de bovenkant van de pagina