Direct naar content gaan

Samenvatting

X (belanghebbende) heeft de Nederlandse nationaliteit. Zijn echtgenote (hierna: erflaatster) is in 2023 overleden. X en erflaatster stonden sinds 8 februari 2008 ingeschreven op een adres in Duitsland.

X en erflaatster waren in 2016 ieder eigenaar van een woning in Nederland en exploiteerden in 2016 – via verschillende vennootschapen – samen een recreatiepark in Nederland.

X heeft ook na te zijn aangemaand geen aangifte IB/PVV 2016 ingediend. De Inspecteur heeft daarom aan X ambtshalve de aanslag IB/PVV 2016 opgelegd en boete- en belastingrentebeschikkingen vastgesteld.

Het bezwaar is wegens termijnoverschrijding niet-ontvankelijk verklaard. Een alsnog ingediende aangifte is aangemerkt als een (nieuw) verzoek om ambtshalve vermindering. De Inspecteur is hieraan gedeeltelijk tegemoetgekomen. De aanslag is ambtshalve verminderd tot een aanslag naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 44.000 (gebruikelijk loon) en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 12.211.

X heeft beroep ingesteld.

Rechtbank Zeeland-West-Brabant acht omkering en verzwaring van de bewijslast gerechtvaardigd. X is zowel op grond van artikel 4 AWR als op grond van het Verdrag Nederland-Duitsland inwoner van Nederland. De aanslag berust op een redelijke schatting en blijft in stand.

De verzuimboete wordt vernietigd omdat niet buiten redelijke twijfel is dat de aanmaningsbrief op het adres van X is aangeboden of ontvangen.

Metadata

Rubriek(en)
Inkomstenbelasting
Belastingtijdvak
2016
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Datum instantie
7 november 2024
Rolnummer
23/9744
ECLI
ECLI:NL:RBZWB:2024:7667
NLF-nummer
NLF 2024/2688
Aflevering
3 december 2024
bwbr0002320&artikel=4,bwbr0002320&artikel=4,bwbr0002320&artikel=27,bwbr0002320&artikel=27

Naar de bovenkant van de pagina