Direct naar content gaan

Gerelateerde content

Samenvatting

Een belastingplichtige heeft een aanslag niet tijdig betaald. In verband daarmee is hem een dwangbevel betekend, waarbij 343 euro aan kosten van betekening in rekening zijn gebracht. De belastingplichtige stelt dat hem deze kosten ten onrechte in rekening zijn gebracht omdat hij een bezwaarschrift met daarin een verzoek om uitstel van betaling aan de inspecteur heeft verzonden. Ten bewijze daarvan heeft hij gewezen op een aantekening in het postboek van zijn gemachtigde. Volgens een verklaring van de gemachtigde worden stukken die in het postboek staan vermeld op dezelfde dag per TPG Post verzonden. De Ontvanger stelt dat het bezwaarschrift niet bij de inspecteur is binnengekomen en betwist de verzending ervan.
Volgens het Hof maakt de belastingplichtige met de aantekening in het postboek van de gemachtigde in samenhang met de verklaring van de gemachtigde niet aannemelijk dat hij tijdig een bezwaarschrift heeft ingediend. Ook de stelling dat op het belastingkantoor te Alkmaar telkens brieven kwijtraken, wat daar overigens van zij, brengt volgens het Hof niet mee dat daaraan bewijs kan worden ontleend dat het bezwaarschrift is verzonden.
De Hoge Raad verklaart het cassatieberoep van de belastingplichtige tegen de uitspraak van het Hof ongegrond. Het Hof heeft terecht geoordeeld dat de bewijslast dat het bezwaarschrift ter post is bezorgd op de belastingplichtige rust en dat hij daaraan niet heeft voldaan.

Metadata

Belastingtijdvak
2002
Instantie
HR
Datum instantie
3 december 2010
Rolnummer
10.01886
ECLI
ECLI:NL:HR:2010:BO5992
bwbid=bwbr0&artikel=12,bwbid=bwbr0&artikel=3,

Naar de bovenkant van de pagina