Direct naar content gaan

Samenvatting

Een echtpaar gaat op 1 januari 1998 duurzaam gescheiden wonen. De echtscheiding wordt op 16 november 1998 uitgesproken. Op 1 december 1998 verlegt de vrouw haar woonplaats van Nederland naar Spanje. Voor de emigratiedatum heeft de man alimentatie betaald. Na deze datum betaalt hij een bedrag ineens als afkoopsom.
In 1999 schakelt de vrouw een bij Loyens en Volkmaars werkzame belastingadviseur in. Deze verzocht de Belastingdienst om alle correspondentie voor de vrouw aan hem toe te zenden. Op 6 oktober 1999 zendt de Belastingdienst hem een vragenformulier en een aangiftebiljet. De adviseur beëindigt echter eind 1999 zijn adviespraktijk. Noch de vragenlijst noch het aangiftebiljet zijn op dat moment ingeleverd. Van de kant van de Belastingdienst wordt verder geen actie ondernomen. In 2003 komt de inspecteur aan het Spaanse adres van de vrouw. Naar dat adres zendt hij een navorderingsaanslag inkomstenbelasting 1998 en een boetebeschikking, beide gedagtekend 12 december 2003.
Bovendien betekent hij op 23 december 2003 een kopie van het biljet aan het parket van de officier van Justitie in Haarlem. Daarvan is een bericht geplaatst in de Telegraaf. Het Hof heeft geoordeeld dat de navorderingsaanslag binnen de vijfjaarstermijn is opgelegd, omdat de ter postbezorging op 12 december 2003 aan het juiste adres is geschied. Tegen dit oordeel stelt de vrouw cassatieberoep in. Volgens haar is de aanslag te laat opgelegd omdat zij daar pas in 2004 kennis van heeft kunnen nemen.
De Hoge Raad oordeelt dat het niet alleen van belang is wanneer de aanslag op het juiste adres is aangekomen, maar dat de datum van betekening van de kopie van het aanslagbiljet in de plaats kan komen van de dagtekening van het aanslagbiljet. Ook dit leidt ertoe dat de aanslag tijdig is opgelegd.
Voor wat betreft de vraag of er sprake is van kwade trouw omdat de vrouw de inspecteur opzettelijk de juiste inlichtingen heeft onthouden, is het Hof niet ingegaan op het betoog van de vrouw dat zij een gerenommeerd kantoor heeft ingeschakeld omdat zij juist wel aan haar inlichtingenplicht wil voldoen.
Voor wat betreft de boete is van belang of de vrouw zich er van bewust is dat zij door het achterwege laten van een voortgangscontrole op Loyens en Volkmaars de aanmerkelijke kans in het leven liep dat Loyens en Volkmaar de opgedragen taak zou verzaken en zij die kans bewust heeft aanvaard. Het oordeel van het Hof is op dit punt onvoldoende gemotiveerd, aldus de Hoge Raad. De zaak is verwezen.

Metadata

Rubriek(en)
Inkomstenbelasting
Formeel belastingrecht
Belastingtijdvak
1998
Instantie
HR
Datum instantie
29 februari 2008
Rolnummer
43.274
ECLI
ECLI:NL:HR:2008:BC5346
bwbr0002320&artikel=5&lid=1,bwbr0002320&artikel=67d&lid=1,bwbr0002320&artikel=67e&lid=1,bwbr0002320&artikel=67f&lid=1

Naar de bovenkant van de pagina