Samenvatting
X (belanghebbende) was van september 2008 tot juni 2017 in dienst van A (bv). Hij werkt op de afdeling finance als cashcollector. X, gokverslaafd, heeft in 2016 en 2017 gelden overgemaakt van de rekening van A naar zijn eigen bankrekening (resp. € 31.578 en € 476.014). Op 9 juni 2017 is X in verband daarmee op staande voet ontslagen.
X heeft de ontvreemde gelden niet als inkomsten aangegeven. De Inspecteur heeft dat met navorderingsaanslagen gecorrigeerd en heeft de inkomsten als resultaat uit overige werkzaamheid belast. Voorts zijn boetes opgelegd van na bezwaar in totaal € 15.000. Rechtbank Den Haag heeft alleen de navorderingsaanslag over 2016 in stand gelaten.
De Inspecteur heeft hoger beroep ingesteld maar Hof Den Haag verklaart dat ongegrond.
Voor het jaar 2017 beschikt de Inspecteur niet over een nieuw feit om na te vorderen en er is ook geen sprake van kwade trouw. Gelet hierop heeft de Rechtbank de navorderingsaanslag 2017 (en daarbij opgelegde boete) terecht vernietigd. De Inspecteur heeft (voorwaardelijk) opzet en grove schuld voor 2016 voorts niet bewezen. De boete bij de navorderingsaanslag 2016 is daarom ook terecht vernietigd.