Samenvatting
X (belanghebbende) is eigenaar van een pand. Hij voert, samen met zijn echtgenote, een bed & breakfast (B&B) op de zolderverdieping van het pand.
Aan X is een waarschuwingsbrief gestuurd waarin staat vermeld dat hij zonder omgevingsvergunning het gebruik van het perceel voor een B&B niet mag voortzetten. Naar aanleiding van de waarschuwingsbrief heeft X op 22 oktober 2018 een formulier ingediend. Het college van B en W heeft het formulier aangemerkt als een aanvraag om een omgevingsvergunning in verband met planologisch strijdig gebruik. Voor het in behandeling nemen van de aanvraag is aan X een aanslag leges opgelegd tot een bedrag van € 350.
Bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State is een procedure aanhangig inzake een handhavingsbesluit van de gemeente.
In de onderhavige procedure is in geschil of de legesaanslag terecht is opgelegd.
X stelt dat hij met het formulier geen aanvraag heeft gedaan, maar alleen een melding. Hof Den Bosch oordeelt dat deze stelling onjuist is.
Anders dan in de visie van de Inspecteur en Rechtbank Oost-Brabant kan in deze procedure aan de orde komen of een omgevingsvergunning nodig is voor de B&B-activiteit, gelet op het arrest van de Hoge Raad van 22 december 2017 (17/03326, ECLI:NL:HR:2017:3227, NLF 2018/0028, met noot van Van der Muur). Indien een belanghebbende een aanvraag om een omgevingsvergunning heeft gedaan terwijl op grond van de geldende regelgeving voor de desbetreffende activiteit geen vergunning vereist is, zijn namelijk geen leges verschuldigd. De klacht dat voor de B&B-activiteit geen omgevingsvergunning nodig is, treft echter geen doel. De B&B-activiteit valt niet onder de bestemming ‘wonen’.
Het Hof oordeelt dat sprake is geweest van een dienst als bedoeld in artikel 2, lid 1, Legesverordening 2018. Er is ook geen aanleiding om te oordelen dat heffing van leges achterwege moet blijven op grond van algemene beginselen van behoorlijk bestuur.