Direct naar content gaan

Gerelateerde content

Samenvatting

In deze zaak zijn de WOZ-waarden van 69 winkels in geschil, per waardepeildatum 1 januari 2020, naar de toestandsdatum 1 januari 2021. X (bv; belanghebbende) was tot 30 maart 2021 eigenaar van de winkels, die zijn gelegen in een winkelcentrum in Etten-Leur. X heeft de winkels voor een bedrag van € 17.500.000 verkocht aan een vastgoedmakelaar.

X stelt dat winkelcentra bij uitstek beleggingsobjecten zijn en dat die in zijn geheel en in verhuurde staat worden verkocht. Daarom zouden de winkels volgens X gezamenlijk moeten worden gewaardeerd en niet individueel. Rechtbank Zeeland-West-Brabant verwerpt dit standpunt en beoordeelt per individuele onroerende zaak volgens de voor de WOZ gebruikelijke bewijslastverdeling of de waarde niet te hoog is vastgesteld.

De Heffingsambtenaar heeft ter zake van 4 van de 69 winkels een taxatieverslag en een taxatierapport overgelegd. Ten aanzien van de overige 65 winkels is slechts opgemerkt dat sprake is van gelijksoortige objecten. Daarbij is niet vermeld welk taxatierapport staat voor welke winkel(s) en waarom deze gelijksoortig zijn. De Heffingsambtenaar maakt volgens de Rechtbank ten aanzien van geen enkele winkel aannemelijk dat de waarde, zoals deze luidt na de uitspraken op bezwaar, niet te hoog is.

Aangezien X ook de door haar verdedigde waarden niet aannemelijk maakt, bepaalt de Rechtbank de waarden van de winkels op de toestandsdatum schattenderwijs op de in een bijlage bij deze uitspraak genoemde bedragen.

Metadata

Rubriek(en)
Lokale heffingen
Belastingtijdvak
2021
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Datum instantie
29 juli 2024
Rolnummer
22/2807 e.a.
ECLI
ECLI:NL:RBZWB:2024:5229
NLF-nummer
NLF 2024/1919
Aflevering
20 augustus 2024
bwbr0007119&artikel=17,bwbr0007119&artikel=17

Naar de bovenkant van de pagina