Direct naar content gaan

Samenvatting

Per 1 januari 2014 is X (belanghebbende) een schoonheidssalon aan huis begonnen.

De Inspecteur heeft bij de aanslagen IB/PVV 2014-2016 het negatieve resultaat van de salon niet in aanmerking genomen. X had tevergeefs beroep en hoger beroep ingesteld.

De Hoge Raad heeft de zaak teruggewezen naar Rechtbank Den Haag. Ook na verwijzing heeft de Rechtbank geoordeeld dat een bron van inkomen ontbreekt, omdat geen sprake is van een objectieve voordeelsverwachting.

Op het hoger beroep van X oordeelt Hof Den Haag dat wel degelijk sprake is van een bron van inkomen.

Gelet op de kwalificaties van X, het ondernemingsplan, de aangeschafte bedrijfsmiddelen, de website en het promotiemateriaal is het Hof van oordeel dat, naar objectieve maatstaven beoordeeld, X mocht verwachten dat zij voordeel zou behalen met de schoonheidssalon. Dat de omzetprognose in het ondernemingsplan veel te hoog is geweest en dat X in de onderhavige jaren en de jaren daarna slechts een zeer geringe omzet heeft gegenereerd, maakt dit niet anders. Het Hof berekent de negatieve resultaten (row) uiteindelijk op resp. € -4.267, € -887 en € -184. Niet-onderbouwde kosten worden niet in aftrek toegelaten.

Het Hof bevestigt verder het oordeel van de Rechtbank dat de aanleiding voor het onderzoek naar de aangiften een reguliere uitworpreden was en niet de dubbele nationaliteit van X. De uitworp van haar aangiften vormt daarom geen onrechtmatige selectie.

Metadata

Rubriek(en)
Inkomstenbelasting
Formeel belastingrecht
Belastingtijdvak
2014-2016
Instantie
Hof Den Haag
Datum instantie
11 december 2024
Rolnummer
23/806; 23/807; 23/808
ECLI
ECLI:NL:GHDHA:2024:2612
NLF-nummer
NLF 2025/0546
Aflevering
11 maart 2025
bwbr0011353&artikel=3.90,bwbr0011353&artikel=3.90,bwbr0011353&artikel=3.94,bwbr0011353&artikel=3.94

Naar de bovenkant van de pagina