Direct naar content gaan

Samenvatting

Twee natuurlijke personen waren medegerechtigd tot tien onroerende zaken. Zij zijn een geregistreerd partnerschap aangegaan waarbij de goederengemeenschap slechts bestond uit die tien onroerende zaken. Eén dag later hebben zij hun partnerschap beëindigd en de volle eigendom van zes onroerende zaken aan de één en de volle eigendom van de vier andere onroerende zaken aan de ander toegedeeld. Omdat noch boedelmenging, noch verdeling van een aldus ontstane gemeenschap een belaste verkrijging is voor de overdrachtsbelasting is geen overdrachtsbelasting voldaan. De fiscus heeft aan beiden naheffingsaanslagen opgelegd omdat er sprake zou zijn van fraus legis.
Rechtbank Arnhem is het met de Inspecteur eens, maar volgens Hof Arnhem is er geen sprake van wetsontduiking omdat de wetgever gewaarschuwd was en niets deed.
De staatssecretaris heeft tegen dit oordeel cassatieberoep ingesteld.
Dat heeft hij terecht gedaan, oordeelt de Hoge Raad. Het aangaan van het geregistreerde partnerschap heeft plaatsgevonden met als doorslaggevend motief het ontgaan van overdrachtsbelasting door middel van toepassing van de vrijstelling. De toepassing van de vrijstelling is in dit geval in strijd met doel en strekking van de relevante bepalingen in de Wet BRV. Met andere woorden: er is sprake van wetsontduiking.
Dit brengt mee dat het geregistreerd partnerschap buiten aanmerking moet worden gelaten. De naheffingsaanslag is dan ook terecht opgelegd, aldus de Hoge Raad.
Anders A-G Wattel: hier ligt geen taak voor de rechter. Het is aan de wetgever om in te grijpen.
Idem HR 15 maart 2013, 11/05617, ECLI:NL:HR:2013:BY0561.

Metadata

Rubriek(en)
Belastingen van rechtsverkeer
Formeel belastingrecht
Belastingtijdvak
2003
Instantie
HR
Datum instantie
15 maart 2013
Rolnummer
11/05609
ECLI
ECLI:NL:HR:2013:BY0548
ECLI:NL:PHR:2013:BY0548
bwbr0002320&artikel=31,bwbr0002740&artikel=3&lid=1,bwbr0002740&artikel=12&lid=1

Naar de bovenkant van de pagina