Direct naar content gaan

Samenvatting

X (bv; belanghebbende) houdt in 2016 een belang van 98,8% in deelneming F. F is gevestigd in Zuid-Korea en daar onderworpen aan de Zuid-Koreaanse vennootschapsbelasting. De deelneming was tot november 2016 in het bezit van verhuurd vastgoed gelegen in Zuid-Korea.

X heeft in 2016 $ 1.690.655 aan dividenden ontvangen van F. F heeft het door haar uitgekeerde dividend ten laste van haar fiscale resultaat gebracht. Dit is haar toegestaan omdat zij als een zogenoemde Zuid-Koreaanse ‘Real Estate Investment Fund’ kwalificeert.

In geschil is of artikel 13, lid 17, Wet VpB 1969 van toepassing is op het door X van F ontvangen Zuid-Koreaanse dividend.

Rechtbank Noord-Holland stelt vast dat de door X ontvangen dividenden door haar Zuid-Koreaanse dochteronderneming in aftrek zijn gebracht op de winst. Letterlijke toepassing van artikel 13, lid 17, Wet VpB 1969 brengt met zich dat de deelnemingsvrijstelling niet van toepassing is en de voordelen belast worden bij X. Volgens X dient toepassing van de bepaling echter achterwege te blijven. Zij betoogt in dit verband onder meer dat belastingheffing over de Zuid-Koreaanse dividenden in strijd is met de ratio van de deelnemingsvrijstelling en dat de bepaling strijdig is met artikel 63 VWEU. De Rechtbank verwerpt echter alle stellingen van X. Er is geen aanleiding om het artikellid buiten toepassing te verklaren, zoals door X is bepleit.

Metadata

Rubriek(en)
Vennootschapsbelasting
Belastingtijdvak
2016
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Datum instantie
27 augustus 2020
Rolnummer
19/4358
ECLI
ECLI:NL:RBNHO:2020:8559
Auteur(s)
dr. L.C. van Hulten
Deloitte/Erasmus Universiteit
NLF-nummer
NLF 2020/2604
Aflevering
3 december 2020
Judoreg
NFB3848
bwbr0002672&artikel=13&lid=17,bwbr0002672&artikel=13aa&lid=7,bwbr0002672&artikel=13&lid=17

Naar de bovenkant van de pagina