Direct naar content gaan

Gerelateerde content

  • Wet en parlementaire geschiedenis
  • Internationale regelgeving
  • Lagere regelgeving
  • Besluiten
  • Jurisprudentie
  • Commentaar NLFiscaal
  • Literatuur
  • Recent

Samenvatting

De regeling ‘bijzondere bestemming’ stelt bedrijven in staat om niet-Uniegoederen met een specifieke bestemming in het vrije verkeer te brengen tegen een verlaagd of nihil invoerrecht. Het niet naleven van de voorwaarden, zoals het niet behalen van de specifieke bestemming binnen de gestelde termijn, kan leiden tot het alsnog moeten betalen van de reguliere invoerrechten middels een utb.

In deze zaak heeft de Inspecteur aan logistiek dienstverlener X (belanghebbende), gespecialiseerd in vruchtensappen en concentraten, een utb opgelegd van € 31.911,03.

In casu heeft X verzocht om een verlenging van de regeling ‘bijzondere bestemming’, maar toen was de utb reeds aan hem verzonden.

Aangezien de goederen niet binnen de gestelde termijn hun bestemming hebben bereikt, is er sprake van niet-naleving van de douanewetgeving, en is de utb terecht opgelegd, aldus Rechtbank Noord-Holland.

Het beroep op het vertrouwensbeginsel wordt verworpen omdat geen precieze en onvoorwaardelijke toezeggingen door de Inspecteur zijn gedaan.​

Het beroep van X wordt ongegrond verklaard.

Metadata

Rubriek(en)
Douane
Belastingtijdvak
2021
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Datum instantie
15 januari 2025
Rolnummer
22/3746
ECLI
ECLI:NL:RBNHO:2025:856
NLF-nummer
NLF 2025/0573
Aflevering
11 maart 2025

Naar de bovenkant van de pagina