Direct naar content gaan

Gerelateerde content

Samenvatting

X (belanghebbende) heeft beroep (ongegrond) en hoger beroep ingesteld inzake de WOZ-waarde van zijn woning.

Hof Den Bosch oordeelt dat, anders dan X stelt, op de Heffingsambtenaar niet de verplichting rust om in de bezwaarfase bepaalde stukken aan X toe te zenden. Artikel 7:4, lid 4, Awb bevat niet de verplichting tot toezending van (alle) op de zaak betrekking hebbende stukken in de bezwaarfase, maar een inzagerecht.

Tussen partijen is niet in geschil dat de Heffingsambtenaar de gevraagde stukken niet voorafgaand aan de hoorzitting ter inzage heeft gelegd. Hij heeft dan ook niet voldaan aan de in artikel 7:4, lid 2, Awb opgenomen verplichting.

Uit het verslag van de (telefonische) hoorzitting volgt niet dat X zijn klacht over schending van het inzagerecht naar voren heeft gebracht. Daar komt bij dat de Heffingsambtenaar alvorens uitspraak op bezwaar te doen X heeft uitgenodigd om de gevraagde stukken na de hoorzitting alsnog in te zien. Dat X geen gebruik heeft gemaakt van dit inzagerecht kan de Heffingsambtenaar niet worden tegengeworpen.

Het Hof concludeert dat X door de schending van artikel 7:4, lid 2, Awb niet is geschaad in zijn belangen en verbindt hieraan daarom geen gevolgen.

Metadata

Rubriek(en)
Formeel belastingrecht
Lokale heffingen
Belastingtijdvak
2020
Instantie
Hof Den Bosch
Datum instantie
9 augustus 2023
Rolnummer
22/00976
ECLI
ECLI:NL:GHSHE:2023:2599
NLF-nummer
NLF 2023/2598
Aflevering
16 november 2023
bwbr0005537&artikel=7:4,bwbr0005537&artikel=7:4,bwbr0007119&artikel=40,bwbr0007119&artikel=40

Naar de bovenkant van de pagina