Direct naar content gaan

Samenvatting

X (belanghebbende) is de fiscale partner van A. A is middellijk enig aandeelhouder van een Ltd, een naar het recht van Cyprus opgerichte vennootschap.

Bij de aanslagregeling voor het jaar 2012 heeft de Inspecteur het standpunt ingenomen dat de kwijtschelding van een bedrag van € 16.646.729 door de Ltd. moet worden aangemerkt als een uitdeling van winst aan A. Hof Den Haag (3 november 2022, ECLI:NL:GHDHA:2022:2270) heeft dit standpunt in een procedure betreffende de aan A opgelegde aanslag IB/PVV 2012 bevestigd.

Ingevolge het bepaalde in artikel 2.17, lid 5, aanhef en letter b, Wet IB 2001, kwalificeert het inkomen uit aanmerkelijk belang als gemeenschappelijk inkomensbestanddeel. Voor zover de partners daarvoor geen onderlinge verhouding hebben gekozen, wordt dit gemeenschappelijke inkomensbestanddeel geacht bij de belastingplichtige en zijn partner ieder voor de helft op te komen (artikel 2.17, lid 3, Wet IB 2001). In het onderhavige geval hebben X en haar partner tot op heden geen onderlinge verhouding gekozen. De Inspecteur heeft derhalve terecht de helft van het bedrag van de winstuitdeling (€ 8.323.364) in aanmerking genomen bij X, oordeelt Hof Den Haag. Anders dan X betoogt, is daarvoor niet vereist dat sprake is van een uitdeling van winst aan X zelf noch dat zij zich bewust was van een uitdeling aan haar partner.

Metadata

Rubriek(en)
Inkomstenbelasting
Belastingtijdvak
2012
Instantie
Hof Den Haag
Datum instantie
3 november 2022
Rolnummer
19/00454
ECLI
ECLI:NL:GHDHA:2022:2271
NLF-nummer
NLF 2022/2287
Aflevering
24 november 2022
bwbr0011353&artikel=2.17,bwbr0011353&artikel=2.17

Naar de bovenkant van de pagina