Direct naar content gaan

Samenvatting

In deze BPM-zaak is onder aanvoering van één klacht cassatieberoep ingesteld, te weten dat de Inspecteur de vergoeding voor de bezwaarkosten te laag heeft vastgesteld. Volgens de klacht heeft de Inspecteur een onjuiste waarde per punt gehanteerd.

In het onderhavige geval heeft de Inspecteur X (belanghebbende) bij uitspraak op bezwaar een vergoeding toegekend voor de kosten van rechtsbijstand in verband met de behandeling van het bezwaar. Uit de stukken van het geding blijkt niet dat X in beroep over deze beslissing van de Inspecteur heeft geklaagd. Het geschil in beroep en hoger beroep betrof uitsluitend de uitspraak op bezwaar betreffende de naheffingsaanslag BPM.

Zowel Rechtbank Den Haag als Hof Den Haag hebben de uitspraak op bezwaar betreffende de naheffingsaanslag gehandhaafd.

Onder deze omstandigheden is het Hof niet bevoegd ambtshalve te onderzoeken of de Inspecteur bij het vaststellen van de vergoeding voor de kosten van rechtsbijstand in verband met de behandeling van het bezwaar de juiste waarde per punt heeft gehanteerd. De betreffende beslissing van de Inspecteur staat onherroepelijk vast en kan niet in cassatie alsnog tot zelfstandig voorwerp van geschil worden gemaakt. Het Hof heeft terecht geen oordeel gegeven over die beslissing van de Inspecteur.

De Hoge Raad verklaart het cassatieberoep ongegrond.

Metadata

Rubriek(en)
Formeel belastingrecht
Belastingtijdvak
2021
Instantie
HR
Datum instantie
28 februari 2025
Rolnummer
24/03289
ECLI
ECLI:NL:HR:2025:337
Auteur(s)
mr. F.W. Wiggers
Belastingdienst
NLF-nummer
NLF 2025/0589
Aflevering
18 maart 2025
Judoregnummer
JCDI:NFB6844
bwbr0005537&artikel=7:15,bwbr0005537&artikel=7:15

Naar de bovenkant van de pagina