Direct naar content gaan

Samenvatting

X (belanghebbende) is eigenaar van een appartement. Daarbij horen een inpandige berging en twee inpandige parkeerplaatsen. De WOZ-waarde van de onroerende zaak is voor het jaar 2018 vastgesteld op € 416.000.

Rechtbank Oost-Brabant heeft geoordeeld dat de Heffingsambtenaar met het door hem overgelegde taxatierapport, de bijbehorende matrix en bijlagen in de op hem rustende bewijslast is geslaagd en de vastgestelde waarde aannemelijk heeft gemaakt.

Het verzoek om een immateriële schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn in de beroepsfase is afgewezen, omdat bij X geen onzekerheid over de op hem rustende belastingdruk zou bestaan nu het hem met name gaat over de onderbouwing van de waarde en niet om de hoogte daarvan.

Op het hoger beroep van X oordeelt Hof Den Bosch dat de Heffingsambtenaar artikel 8:42 Awb heeft geschonden, door het waardevergelijkingsrapport niet te overleggen. Het Hof verbindt hieraan geen gevolgen omdat de Heffingsambtenaar de waarde van de woning in alle fasen van het geding aannemelijk heeft gemaakt en het proces van de waardebepaling voldoende inzichtelijk en controleerbaar is.

Door de termijnoverschrijding in de beroepsfase heeft X recht op een schadevergoeding van € 1.000. Anders dan de Rechtbank heeft het Hof geen aanknopingspunten gevonden voor bijzondere omstandigheden, die aanleiding geven voor een beperking van de schadevergoeding.

De Hoge Raad heeft op 8 december 2023 het beroep in cassatie tegen deze uitspraak verworpen onder verwijzing naar artikel 81 Wet RO (22/04185)

Metadata

Rubriek(en)
Formeel belastingrecht
Lokale heffingen
Belastingtijdvak
2018
Instantie
Hof Den Bosch
Datum instantie
28 september 2022
Rolnummer
20/00714
ECLI
ECLI:NL:GHSHE:2022:3282
NLF-nummer
NLF 2022/2419
Aflevering
8 december 2022
bwbr0005537&artikel=8:31,bwbr0005537&artikel=8:31,bwbr0005537&artikel=8:42,bwbr0005537&artikel=8:42,bwbr0007119&artikel=40,bwbr0007119&artikel=40

Naar de bovenkant van de pagina