Direct naar content gaan

Samenvatting

A bv (Nederland) heeft een 50%-deelneming in een vennootschap. X Inc (Canada) bezit de overige 50% van de aandelen in de vennootschap. X Inc verkoopt haar belang in de vennootschap zonder dat eerst aan A bv aan te bieden (schending voorkeursrecht). Daarover ontstaat een conflict. De uitkomst daarvan is dat X Inc aan A bv $438.375.000 betaalt. De vraag is of dit bedrag als een voordeel uit hoofde van een deelneming kan worden aangemerkt. Volgens Hof Amsterdam heeft dit bedrag het karakter van een schadevergoeding die niet onder de deelnemingsvrijstelling valt. A bv heeft tegen deze uitspraak cassatieberoep ingesteld, maar de Hoge Raad verklaart dit ongegrond.

Het Hof heeft met zijn oordeel geen blijk gegeven van een onjuiste rechtsopvatting. Indien een belastingplichtige een pakket aandelen wenst te verwerven dat bij verkrijging een deelneming in de zin van artikel 13 Wet VpB 1969 vormt, zal bij hem pas sprake zijn van een als bedrijfsmiddel aan te merken deelneming nadat een overeenkomst is gesloten waarbij de wederpartij zich heeft verplicht de aandelen aan hem te leveren en waarbij hij zich heeft verplicht de op verwerving van die aandelen gerichte tegenprestatie(s) te leveren. Dit brengt mee dat in de precontractuele fase van een beoogde verkoop van een aandelenpakket nog geen sprake kan zijn van een deelneming, ook niet indien de onderhandelingen in een zodanig stadium zijn geraakt dat partijen zich niet zonder meer daaruit kunnen terugtrekken. De schadevergoeding valt mitsdien niet onder de deelnemingsvrijstelling, aldus de Hoge Raad.

Conform Conclusie A-G Wattel.

De Hoge Raad beslist in dit arrest dat de settlement payment van $438.375.000 die belanghebbende ontvangt niet onder de deelnemingsvrijstelling valt. Door de motivering van deze beslissing heeft het arrest een grotere reikwijdte dan alleen deze specifieke casus. Het arrest valt uiteen in twee delen. In onderdeel 2.4 geeft ons hoogste rechtscollege de regels voor het beoordelen of een schadevergoeding wel of niet onder de deelnemingsvrijstelling valt. Vanaf r.o. 2.5.1 past de Hoge Raad deze regels toe op de concrete casus. Het is te prijzen dat de Hoge Raad op deze manier te werk gaat, omdat zijn gedachtegang zo goed te volgen is. In deze noot geef ik per rechtsoverweging enkele aandachtspunten.

Het gesplitst belang binnen de deelnemingsvrijstelling

Metadata

Rubriek(en)
Vennootschapsbelasting
Belastingtijdvak
2010
Instantie
HR
Datum instantie
23 september 2016
Rolnummer
15/02428
ECLI
ECLI:NL:HR:2016:2124
NLF-nummer
NLF 2016/0337
Aflevering
27 oktober 2016
Judoregnummer
JCDI:NFB53
bwbr0002672&artikel=13,bwbr0002672&artikel=13,bwbr0002672&artikel=13&lid=1,bwbr0002672&artikel=13&lid=1,bwbr0002672&artikel=13&lid=2

Naar de bovenkant van de pagina