Direct naar content gaan

Gerelateerde content

  • Wet en parlementaire geschiedenis
  • Internationale regelgeving
  • Lagere regelgeving
  • Besluiten
  • Jurisprudentie
  • Commentaar NLFiscaal
  • Literatuur
  • Recent

Samenvatting

X (belanghebbende) was tot 29 mei 2012 werkzaam in dienstbetrekking bij een stichting. Op die datum is hij op staande voet ontslagen.

De stichting heeft schadevergoeding van X gevorderd, bestaande uit een aantal componenten. Eén daarvan is de gefixeerde schadevergoeding als bedoeld in artikel 7:677 jo. 7:680 BW.

Hof Den Haag heeft in een uitspraak over de aanslag IB/PVV 2014 op 6 oktober 2020 (19/00459, ECLI:NL:GHDHA:2020:2097, NLF 2020/2710, met noot van Dusarduijn) geoordeeld dat de gefixeerde schadevergoeding op het moment van betaling door X negatief loon vormt .

X heeft in 2018 ter zake van de door hem verschuldigde schadevergoedingen aan de stichting betalingen verricht die mede de gefixeerde schadevergoeding van € 15.091 omvat.

De Inspecteur heeft voornoemd bedrag bij de aanslag IB/PVV 2018 als negatief loon in aanmerking gekomen.

X stelt dat het betaalde bedrag van € 15.091 moet worden gebruteerd en dat aldus € 31.144 als negatief loon in aanmerking komt. Daarvan moet vervolgens € 16.530 als verrekenbare loonheffing in aanmerking worden genomen.

Rechtbank Den Haag acht dit standpunt onjuist. Er bestaat geen aanknopingspunt voor dat X een groter bedrag als negatief loon in aftrek zou kunnen brengen dan hij daadwerkelijk heeft betaald, noch dat hij een niet geheven bedrag aan loonbelasting zou kunnen verrekenen.

Het beroep is ongegrond.

Metadata

Rubriek(en)
Inkomstenbelasting
Belastingtijdvak
2018
Instantie
Rechtbank Den Haag
Datum instantie
25 juli 2024
Rolnummer
23/5077
ECLI
ECLI:NL:RBDHA:2024:12644
NLF-nummer
NLF 2024/2179
Aflevering
1 oktober 2024

Naar de bovenkant van de pagina