Direct naar content gaan

Samenvatting

X (belanghebbende) heeft beroep ingesteld inzake een naheffingsaanslag BPM van € 3.718.

Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat X niet aannemelijk heeft gemaakt dat rekening gehouden moet worden met een hoger bedrag aan waardevermindering wegens schade dan de Inspecteur reeds heeft gedaan. Volgens de Rechtbank is de naheffingsaanslag terecht en naar het juiste bedrag aan X opgelegd.

Ter zitting heeft de Inspecteur de Rechtbank verzocht om X – op grond van artikel 8:45 Awb – te verzoeken de aankoopfactuur te laten aanleveren, omdat deze inzicht kan bieden in de handelsinkoopwaarde van de auto. De Rechtbank ziet onvoldoende aanleiding om het verzoek te honoreren, mede omdat het gelijk ten aanzien van de waarde al aan de Inspecteur is. Bovendien staat het X in dit geval vrij om uit te gaan van een taxatiewaarde aan de hand van een koerslijstwaarde verminderd met een waardevermindering wegens schade, ook als zij een hogere prijs heeft betaald voor de auto. De verwijzing naar het arrest van de Hoge Raad van 7 juli 2023 (20/02904, ECLI:NL:HR:2023:1049, NLF 2023/1598, met noot van Kossen) brengt de Rechtbank niet tot een ander oordeel.

Het beroep is ongegrond. Wel heeft X recht op een immateriële schadevergoeding van € 500 en hierdoor ook op een proceskostenvergoeding.

Metadata

Rubriek(en)
Autobelastingen
Formeel belastingrecht
Belastingtijdvak
2021
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Datum instantie
29 oktober 2024
Rolnummer
23/3977
ECLI
ECLI:NL:RBZWB:2024:7265
NLF-nummer
NLF 2024/2478
Aflevering
5 november 2024
bwbr0005537&artikel=8:45,bwbr0005537&artikel=8:45

Naar de bovenkant van de pagina