Navordering na boekenonderzoek; diverse correcties; ongegrond hoger beroep
Hof Den Bosch, 10 juli 2024
Samenvatting
De activiteiten van X (bv; belanghebbende) bestaan uit het geven van financiële, fiscale en bedrijfseconomische adviezen. Naar aanleiding van een boekenonderzoek over de jaren 2011 tot en met 2015 heeft de Inspecteur de aangiften vennootschapsbelasting op een aantal punten gecorrigeerd.
Bij Rechtbank Zeeland-West-Brabant was in geschil of de (navorderings)aanslagen vpb 2011 tot en met 2015 tot de juiste bedragen zijn vastgesteld. In het bijzonder was in geschil of de Inspecteur terecht correcties heeft aangebracht inzake de representatiekosten, kantinekosten, reiskosten, administratie- en advieskosten en de buitengewone lasten. Voorts was in geschil of de Inspecteur terecht verzuim- en vergrijpboetes heeft opgelegd.
In de beroepsfase heeft de Inspecteur de ‘aftrek kosten werk derden’ voor alle jaren alsnog volledig geaccepteerd, de correctie aftrek relatiegeschenken (2011) teruggenomen en van de initieel 100% gecorrigeerde aftrek reiskosten voor alle jaren alsnog 50% geaccepteerd. De Rechtbank heeft – mede gelet hierop – de belastbare bedragen van X opnieuw vastgesteld.
Tegen dit oordeel heeft X hoger beroep ingesteld bij Hof Den Bosch.
Het Hof oordeelt echter dat het hoger beroep van X ongegrond is en dat de (navorderings)aanslagen en boetes, zoals die na het beroep in eerste aanleg zijn vastgesteld, niet te hoog zijn vastgesteld.
BRON
Uitspraak op het hoger beroep van belanghebbende, gevestigd in vestigingsplaats, hierna: belanghebbende, tegen de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West–Brabant (hierna: de rechtbank) van 6 april 2022, nummers BRE18/7490 tot en met 18/7494 in het geding tussen
belanghebbende
en
de inspecteur van de Belastingdienst, hierna: de inspecteur.
1. Ontstaan en loop van het geding
2011
1.1. Aan belanghebbende is over het jaar 2011 een navorderingsaanslag in de
vennootschapsbelasting opgelegd (hierna: de navorderingsaanslag 2011). Bij gelijktijdig gegeven beschikkingen is heffingsrente in rekening gebracht en is een vergrijpboete opgelegd.
2012
1.2.1. Aan belanghebbende is voor het jaar 2012 een aanslag in de vennootschapsbelasting opgelegd. Bij gelijktijdig gegeven beschikking is belastingrente in rekening gebracht.
1.2.2. De inspecteur heeft de aanslag vennootschapsbelasting voor het jaar 2012 ambtshalve verminderd (hierna: de aanslag 2012). De in rekening gebrachte belastingrente is overeenkomstig verminderd.
2013
1.3.1. Aan belanghebbende is voor het jaar 2013 een aanslag in de vennootschapsbelasting opgelegd (hierna: de aanslag 2013). Bij gelijktijdig gegeven beschikking is een verzuimboete opgelegd.
1.3.2. Aan belanghebbende is over het jaar 2013 een navorderingsaanslag in de vennootschapsbelasting opgelegd (hierna: de navorderingsaanslag 2013). Bij gelijktijdig gegeven beschikkingen is belastingrente in rekening gebracht en is een verzuimboete opgelegd.
2014
1.4. Aan belanghebbende is voor het jaar 2014 een aanslag in de vennootschapsbelasting opgelegd (hierna: de aanslag 2014). Bij gelijktijdig gegeven beschikkingen is belastingrente in rekening gebracht en is een vergrijpboete opgelegd.
Alle jaren
1.5. Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt. De inspecteur heeft uitspraken op bezwaar gedaan en het bezwaar tegen de navorderingsaanslag 2013 gedeeltelijk toegewezen, de navorderingsaanslag 2013 verminderd en de beschikking belastingrente vernietigd. Bij gelijktijdig gegeven beschikking is het verlies over 2013 vastgesteld. Bij uitspraken op bezwaar heeft de inspecteur belanghebbendes overige bezwaren afgewezen.
1.6. Belanghebbende heeft tegen de uitspraken op bezwaar beroep ingesteld bij de rechtbank. De rechtbank heeft de beroepen gegrond verklaard.
1.7. Belanghebbende heeft tegen deze uitspraak hoger beroep ingesteld bij het hof. De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
1.8. Belanghebbende heeft vóór de zitting nadere stukken ingediend. Deze stukken zijn doorgestuurd naar de inspecteur.
1.9. De zitting heeft plaatsgevonden op 17 mei 2024 in ’s-Hertogenbosch. Daar zijn verschenen [persoon 1] namens belanghebbende, [gemachtigde] , als gemachtigde van belanghebbende, en, namens de inspecteur, [inspecteur 1] , [inspecteur 2] en [inspecteur 3] . Op deze zitting zijn gelijktijdig, maar niet gevoegd behandeld de zaken met nummers 22/1027 tot en met 22/1050.
1.10. Belanghebbende heeft tijdens de zitting een pleitnota overgelegd aan het hof en aan de andere partij. Deze pleitnota wordt met instemming van partijen geacht ter zitting te zijn voorgelezen.
1.11. Het hof heeft aan het einde van de zitting het onderzoek gesloten.
2. Feiten
2.1. De aandelen van belanghebbende worden volledig gehouden door [A BV] De aandelen van [A BV] worden volledig gehouden door de heer [persoon 1] . Belanghebbende is gevestigd op het adres [adres] , [postcode] in [vestigingsplaats] , tevens het woonadres van [persoon 1] . Daarnaast drijft [persoon 1] samen met [persoon 2] een vennootschap onder firma, zijnde [VOF] , dat op hetzelfde adres is gevestigd.
2.2. De inspecteur heeft op 30 mei 2016 een boekenonderzoek bij belanghebbende aangekondigd. Onderzocht is de aanvaardbaarheid van de aangiften vennootschapsbelasting over de jaren 2011 t/m 2014, omzetbelasting over het tijdvak 1 januari 2011 tot en met 31 december 2014 en loonheffingen over het tijdvak 1 januari 2011 tot en met 31 december 2015. Van het boekenonderzoek is op 7 juni 2017 een controlerapport opgemaakt.
2.3. Naar aanleiding van de bevindingen van het boekenonderzoek heeft de inspecteur met betrekking tot een aantal door belanghebbende in aftrek gebrachte kosten het standpunt ingenomen dat sprake is van onzakelijke uitgaven. Dit heeft geleid tot de volgende correcties:
Correctie vennootschapsbelasting |
2014 |
2013 |
2012 |
2011 |
Aangegeven winst |
€ 11.056 |
– € 10.422 |
€ 16.432 |
€ 7.690 |
Correctie Werk derden |
€ 2.800 |
€ 4.227 |
€ 8.955 |
€ 8.699 |
Correctie Representatiekosten |
€ 1.100 |
€ 1.000 |
€ 1.000 |
€ 1.250 |
Correctie Kantinekosten |
€ 550 |
€ 500 |
€ 500 |
€ 625 |
Correctie relatiegeschenken |
– |
– |
– |
€ 130 |
Correctie reiskosten |
€ 1.710 |
€ 1.615 |
€ 1.615 |
€ 2.375 |
Correctie Adm. en Advieskosten |
– |
– |
€ 500 |
€ 500 |
Correctie diefstal contant geld |
€ 3.235 |
– |
– |
– |
Nader vastgestelde winst |
€ 20.451 |
– € 3.080 |
€ 29.002 |
€ 21.269 |
2.4. Gedurende het boekenonderzoek zijn de navorderingsaanslag 2011, de aanslag 2012 en de aanslag 2013 vastgesteld. Na afronding van het boekenonderzoek is de aanslag 2012 verminderd conform de bevindingen in het rapport en zijn de navorderingsaanslag 2013 en de aanslag 2014 vastgesteld.
2.5. Als gevolg van het gedeeltelijk toewijzen van het bezwaar tegen de navorderingsaanslag 2013, is het verrekenbare verlies van het boekjaar 2013 bij beschikking vastgesteld op € 3.080. Bij beschikking is dit verlies van het jaar 2013 verrekend met de belastbare winst van 2012 (de ambtshalve vermindering 2012). Dit heeft geresulteerd in een belastbaar bedrag van 2012 van € 25.922.
2.6. In de beroepsfase heeft de inspecteur de aftrek kosten werk derden voor alle jaren alsnog volledig geaccepteerd, de correctie aftrek relatiegeschenken (2011) teruggenomen en van de initieel 100% gecorrigeerde aftrek reiskosten voor alle jaren alsnog 50% geaccepteerd. De rechtbank heeft – mede gelet hierop – de belastbare bedragen van belanghebbende in haar uitspraak als volgt vastgesteld:
Correctie vennootschapsbelasting |
2014 |
2013 |
2012 |
2011 |
Door insp. gecorrigeerde winst |
€ 20.451 |
– € 3.080 |
€ 29.002 |
€ 21.269 |
Correctie Werk derden |
– € 2.800 |
– € 4.227 |
– € 8.955 |
– € 8.699 |
Correctie relatiegeschenken |
– |
– |
– |
– € 130 |
Correctie reiskosten |
– € 855 |
– € 808 |
– € 808 |
– € 1.188 |
Door Rechtbank vastgestelde belastbare winst |
€ 16.796 |
– € 8.115 |
€ 19.239 |
€ 11.252 |
Door Rechtbank vastgesteld belastbare bedrag |
€ 16.796 |
nihil |
€ 11.124 |
€ 11.252 |
2.7. De rechtbank heeft verder de boetebeschikkingen verminderd wegens overschrijding van de redelijke termijn voor het doen van een uitspraak. De rechtbank heeft de
verzuimboete bij de aanslag voor liet jaar 2013 tot op € 1.968 verminderd en de vergrijpboetes verminderd tot 40% van het bedrag aan belasting van de verminderde navorderingsaanslag 2011 respectievelijk het bedrag aan belasting van de verminderde aanslag 2014.
3. Geschil en conclusies van partijen
3.1. Het geschil in hoger beroep betreft het antwoord op de volgende vragen:
I. Zijn de in 1.1 tot en met 1.4 genoemde (navorderings)aanslagen, zoals deze zijn gebaseerd op de na beroep vastgestelde belastbare bedragen, tot de juiste bedragen vastgesteld?
II. Zijn de boeten zoals deze zijn vastgesteld na beroep, terecht en tot de juiste bedragen vastgesteld?
3.2. Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de navorderingsaanslag 2013, vermindering van de navorderingsaanslag 2011, de aanslag 2012, de aanslag 2013 en de aanslag 2014. Daarnaast concludeert belanghebbende tot vernietiging van alle opgelegde boeten. De inspecteur concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de rechtbank.
4. Gronden
Ten aanzien van het geschil
I. De (navorderings)aanslagen
4.1. Nu belanghebbende stelt dat zij ondernemingskosten heeft gemaakt die ten laste van de winst kunnen worden gebracht, brengt een redelijke verdeling van de bewijslast met zich mee dat belanghebbende de door haar gestelde kosten aannemelijk behoort te maken. Uitgangspunt bij de beoordeling of als kosten van de onderneming opgevoerde posten als zodanig kunnen worden aanvaard, dient te zijn of de desbetreffende uitgaven op zakelijke gronden zijn gedaan, dat wil zeggen met het oog op de zakelijke belangen van de onderneming. Als leidraad dient hierbij te worden genomen dat de wijze waarop een onderneming wordt gedreven, in beginsel wordt bepaald door de ondernemer, dat het te zijner beoordeling staat of bepaalde uitgaven voor de onderneming nut hebben, en dat het niet gaat om uitgaven die bedoeld zijn om in particuliere behoeften te voorzien.
i. Representatiekosten en kantinekosten
4.2. Belanghebbende stelt dat zij representatiekosten en kantinekosten heeft gemaakt voor het onderhouden van zijn zakelijke netwerk, die voor aftrek in aanmerking komen. De inspecteur betwist de hoogte en de zakelijkheid van deze kosten.
4.3. Ten aanzien van de representatiekosten stelt belanghebbende dat zij op de achterkant van de horecanota’s aantekening heeft gemaakt van de zakenrelaties waarop deze betrekking hebben, maar zij heeft dat niet met stukken onderbouwd. Nu ook overigens geen verband met de zakelijke relaties van belanghebbende is vast te stellen, heeft belanghebbende het zakelijke karakter van deze kosten niet aannemelijk gemaakt.
4.4. Met betrekking tot de kantinekosten heeft belanghebbende de kosten gebaseerd op een inschatting, en ontbreekt een administratie van de daadwerkelijk gemaakte kosten. Daargelaten de vraag of deze kantinekosten voor de zakelijke belangen van de onderneming zijn gemaakt, is het hof van oordeel dat belanghebbende de kantinekosten door het gebrek aan administratie niet aannemelijk heeft gemaakt.
ii. Reiskosten
4.5. Belanghebbende heeft in de onderhavige jaren onder de post ‘reiskosten’ onder meer kilometerkosten in aanmerking genomen, die zijn gereden door de dochter van [persoon 1] tussen haar woning in [plaats] (Noord-Holland) en het vestigingsadres van belanghebbende in [vestigingsplaats] ( [provincie] ) ), waar zich ook de woning van [persoon 1] bevindt. Onder deze post zijn ook diverse andere ritten geadministreerd. De inspecteur betwist dat alle reiskosten een zakelijk karakter hebben. In beroep is op voorspraak van de inspecteur de aftrek alsnog deels verleend. Het hof oordeelt dat belanghebbende in hoger beroep tegenover de gemotiveerde betwisting door de inspecteur niet aannemelijk heeft gemaakt dat een aanvullende aftrek verleend moet worden.
iii. Administratie– en advieskosten
4.6. Met betrekking tot de post ‘administratie- en advieskosten’ heeft belanghebbende aangevoerd dat die zien op de door [VOF] verzorgde aangiften voor de jaren 2011 en 2012. De inspecteur heeft deze kosten betwist omdat geen facturen zijn verstrekt en de controleambtenaren hebben geconstateerd dat de boeking - voor zover leesbaar - volgens de voorafgaande journaalpost in 2012 betrekking heeft op een stelpost bier, fris, wijn en koffie. Nu belanghebbende geen facturen of andere stukken heeft overgelegd om de kosten te onderbouwen, heeft belanghebbende naar het oordeel van het hof niet aannemelijk gemaakt dat deze kosten zijn gemaakt.
II Boetebeschikkingen
4.7. Ten aanzien van de boetebeschikkingen heeft de rechtbank het volgende overwogen:
Het hof acht deze overwegingen juist en op goede gronden gegeven en maakt deze tot de zijne.
4.8. Belanghebbende heeft in hoger beroep gevraagd om vermindering van de boeten, omdat op de datum waarop het hof uitspraak doet de redelijke termijn voor het doen van een uitspraak zal zijn overschreden. Het hof stelt vast dat in hoger beroep inderdaad sprake is van een (verdere) overschrijding van de redelijke termijn. In deze zaak is hoger beroep ingesteld op 27 mei 2022. Op het moment dat het hof uitspraak doet, zijn sindsdien meer dan twee jaren verstreken. Dit levert een aan de hoger beroepsfase toe te schrijven overschrijding van de redelijke termijn op van (afgerond) twee maanden. Gelet op de uitgangspunten die het hof hanteert voor het matigen van boeten op grond van het verstrijken van de redelijke termijn, heeft de rechtbank de boeten al maximaal verminderd en zal het hof volstaan met de constatering dat de redelijke termijn is overschreden.
Tussenconclusie
4.9. De slotsom is dat het hoger beroep ongegrond is.
Ten aanzien van het griffierecht
4.10. Het hof ziet geen aanleiding om het griffierecht te laten vergoeden.
Ten aanzien van de proceskosten
4.11. Het hof oordeelt dat er geen redenen zijn voor een veroordeling in de proceskosten als bedoeld in artikel 8:75 Awb.
5. Beslissing
Het hof:
- verklaart het hoger beroep ongegrond; en
- bevestigt de uitspraak van de rechtbank.
De uitspraak is gedaan door E.P.A. Brakeboer, voorzitter, L.B.M. Klein Tank en A.H.W. Steijn, in tegenwoordigheid van A. Muller, als griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 10 juli 2024 en een afschrift van de uitspraak is op die datum in Mijn Rechtspraak geplaatst. Aan de partij die niet digitaal procedeert, is een afschrift op die datum aangetekend per post verzonden.