Direct naar content gaan

Samenvatting

X (belanghebbende) heeft in de aangifte IB/PVV 2010 de zelfstandigenaftrek geclaimd. Het aangifteprogramma van de Belastingdienst kende X naar aanleiding daarvan automatisch de inkomensafhankelijke combinatiekorting (verder: iack) toe. Het computersysteem van de Belastingdienst heeft de aangifte uitgeworpen onder vermelding van het risico dat mogelijk ten onrechte ondernemingsfaciliteiten werden geclaimd. Naar aanleiding hiervan heeft de Inspecteur X enkele vragen gesteld over de onderneming en is de zelfstandigenaftrek bij het vaststellen van de aanslag gecorrigeerd. De betreffende werknemer van de Belastingdienst heeft abusievelijk verzuimd ook de iack te corrigeren. In 2014 is de Belastingdienst er achter gekomen dat in de jaren 2008 tot en met 2012 bij veel belastingplichtigen de iack ten onrechte is toegekend, waaronder bij X. De iack is daarop bij X met een navorderingsaanslag gecorrigeerd.

Hof Arnhem-Leeuwarden heeft geoordeeld dat sprake is van een beoordelingsfout die niet met artikel 16, lid 2, onderdeel c, AWR kan worden hersteld.

De staatssecretaris bestrijdt in cassatie het oordeel van het Hof dat sprake is van een beoordelingsfout, nu sprake is van een fout zonder dat sprake was van een expliciete beoordeling.

De Hoge Raad verklaart het cassatieberoep echter ongegrond.

De vastgestelde feiten houden in dat de Inspecteur al bij de aanslagregeling een melding had gekregen die hem aanleiding had behoren te geven voor onderzoek naar hetgeen in de aangifte was vermeld en van belang was voor het al dan niet toekennen van ‘ondernemersfaciliteiten’. Bij een behoorlijke taakvervulling had dat onderzoek niet beperkt mogen zijn tot de vraag of X in aanmerking kwam voor de zelfstandigen- of de startersaftrek, maar had de Inspecteur tevens moeten vaststellen of de met toekenning van die zelfstandigenaftrek rechtstreeks verband houdende iack terecht was verleend. Het achterwege blijven van dat onderzoek moet worden aangemerkt als een verwijtbaar onjuist inzicht van de Inspecteur, dat niet met toepassing van artikel 16, lid 2, aanhef en onderdeel c, AWR kan worden hersteld.

Conform Conclusie A-G IJzerman (NLF 2018/0694, met noot van Van der Vegt).

In 2014 constateert de Belastingdienst dat in de jaren 2008 tot en met 2012 in 40.000 gevallen ten onrechte de inkomensafhankelijke combinatiekorting (hierna: iack) is toegekend. Zo ook bij belanghebbende. Belanghebbende heeft via het aangifteprogramma van de Belastingdienst in de aangifte IB 2010 aangegeven in aanmerking te komen voor de zelfstandigenaftrek. Het aangifteprogramma kent belanghebbende daardoor automatisch de iack toe.

Bij de beoordeling van de aangifte signaleert het computersysteem van de fiscus dat er mogelijk ten onrechte ondernemersfaciliteiten zijn geclaimd. Nadat de Inspecteur hierover vragen stelt, komt hij tot de conclusie dat belanghebbende geen recht heeft op de zelfstandigenaftrek. Bij het vaststellen van de aanslag in 2013 verleent de Inspecteur de zelfstandigenaftrek niet, maar de inkomensafhankelijke combinatiekorting wel. In geschil is het antwoord op de vraag of de Inspecteur de ten onrechte verleende inkomensafhankelijke combinatiekorting kan navorderen op grond van artikel 16, lid 2, onderdeel c, AWR.

Metadata

Rubriek(en)
Formeel belastingrecht
Inkomstenbelasting
Belastingtijdvak
2010
Instantie
HR
Datum instantie
14 juni 2018
Rolnummer
17/01894
ECLI
ECLI:NL:HR:2018:797
Auteur(s)
Anneke Nuyens
De Bont advocaten/Tilburg University
NLF-nummer
NLF 2018/1368
Aflevering
28 juni 2018
Judoreg
NFB1604
bwbr0002320&artikel=16&lid=2,bwbr0002320&artikel=16&lid=2

Naar de bovenkant van de pagina