Arrest In de zaak van eiser, wonende te woonplaats, EISER tot cassatie, hierna: eiser, advocaat: J.H.M. van Swaaij,
tegen
1. verweerder 1,
2. verweerster 2, beiden wonende te woonplaats, VERWEERDERS in cassatie, hierna gezamenlijk: verweerders, advocaat: H.J.W. Alt.
1. Procesverloop
Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar:
- de vonnissen in de zaak C/05/235825/HA ZA 12-779 van de rechtbank Oost-Nederland van 9 januari 2013 en 13 maart 2013 en van de rechtbank Gelderland van 12 februari 2014;
- de arresten in de zaak 200.152.155 van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 27 januari 2015 en 20 november 2018.
[eiser] heeft tegen het arrest van het hof van 20 november 2018 beroep in cassatie ingesteld.
[verweerders] hebben een verweerschrift tot verwerping ingediend.
De zaak is voor [verweerders] toegelicht door hun advocaat.
De conclusie van de Advocaat-Generaal E.B. Rank-Berenschot strekt tot verwerping van het cassatieberoep.
De advocaat van [eiser] heeft schriftelijk op die conclusie gereageerd.
2. Beoordeling van het middel
De Hoge Raad heeft de klachten over het arrest van het hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van dat arrest. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).
3. Beslissing
De Hoge Raad:
- verwerpt het beroep;
- veroordeelt [eiser] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van [verweerders] begroot op € 407,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris, vermeerderd met de wettelijke rente over deze kosten indien [eiser] deze niet binnen veertien dagen na heden heeft voldaan.
Dit arrest is gewezen door de vicepresident E.J. Numann als voorzitter en de raadsheren G. Snijders, M.V. Polak, M.J. Kroeze en C.H. Sieburgh, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer C.E. du Perron op 15 mei 2020.