Direct naar content gaan

Samenvatting

Verwijzingszaak Hoge Raad 2 juli 2021, 20/02453, ECLI:NL:HR:2021:1047 (NLF 2021/1405, met noot van Hoogwout).

Na verwijzing is in deze zaak in geschil of erflaatster in het licht van haar gehele financiële situatie door de box 3-heffing in de jaren 2016 en 2017 wordt geconfronteerd met een individuele en buitensporige last.

Dat is volgens verwijzingshof Arnhem-Leeuwarden niet het geval.

De onderhavige verwijzingsopdracht van de Hoge Raad behelst slechts een beoordeling van de zogenoemde individuele vraag. Niettemin is het verwijzingshof van oordeel dat aan het box 3-arrest van 24 december 2021 (21/01243, ECLI:NL:HR:2021:1963, NLF 2022/0106, met noot van Dusarduijn) niet voorbij kan worden gegaan en dat ook de stelselvraag kan worden beantwoord. Het Hof heeft beide partijen in de gelegenheid gesteld om te reageren op dit arrest.

Vast staat dat in 2017 de box 3-heffing hoger is dan het werkelijke rendement op het aan die heffing onderworpen vermogen. Onder verwijzing naar voornoemd arrest van 24 december 2021 brengt dit mee dat sprake is van een verdragsschending. Daarin ziet het verwijzingshof aanleiding rechtsherstel te bieden door voor het jaar 2017 alleen het werkelijke rendement in de heffing te betrekken. Dit betekent dat het voordeel uit sparen en beleggen moet worden bepaald op € 1.244 (in plaats van € 1.824).

De Hoge Raad heeft op 31 maart 2023 het beroep in cassatie tegen deze uitspraak verworpen onder verwijzing naar artikel 81 Wet RO (22/02324)

Metadata

Rubriek(en)
Inkomstenbelasting
Belastingtijdvak
2016-2017
Instantie
Hof Arnhem-Leeuwarden
Datum instantie
17 mei 2022
Rolnummer
21/00832; 21/00833
ECLI
ECLI:NL:GHARL:2022:4030
NLF-nummer
NLF 2022/1051
Aflevering
2 juni 2022
bwbr0011353&artikel=5.2,bwbr0011353&artikel=5.2

Naar de bovenkant van de pagina