Direct naar content gaan

Samenvatting

X (belanghebbende) en zijn echtgenote dreven in de vorm van een stille maatschap één onderneming op het gebied van het houden van vleeskuikens en het verbouwen van akkerbouw- en tuinbouwproducten.

In 2011 is de cultuurgrond die voorheen werd gebruikt voor het verbouwen van akkerbouw- en tuinbouwproducten verpacht aan derden door middel van kortlopende pachtovereenkomsten. In 2015 is X gestopt met het houden van vleeskuikens. De hiervoor vermelde cultuurgrond heeft X na 2011 tot zijn ondernemingsvermogen gerekend. In geschil is of de boekwinst op de cultuurgrond in 2015 tot de stakingswinst moet worden gerekend.

Rechtbank Noord-Nederland overweegt dat de hoofdregel uit HR 14 maart 2003, 37.885, ECLI:NL:HR:2003:AF5826 ook in dit geval van toepassing is. Dit betekent dat de cultuurgrond in 2011 ten gevolge van de staking van de onderneming die ziet op het verbouwen van akkerbouw- en tuinbouwproducten, verplicht naar het privévermogen had moeten worden overgebracht. De Inspecteur maakt de hierop door de Hoge Raad geformuleerde uitzondering (uit de ondernemingssfeer stammende onzekerheden omtrent de afwikkeling van het activum) niet aannemelijk.

Het beroep van X op de foutenleer slaagt. Tussen partijen is niet in geschil dat dit betekent dat van belastingheffing over de boekwinst op de cultuurgrond in 2015 geen sprake kan zijn.

Metadata

Rubriek(en)
Inkomstenbelasting
Belastingtijdvak
2015
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Datum instantie
16 maart 2021
Rolnummer
20/612
ECLI
ECLI:NL:RBNNE:2021:986
NLF-nummer
NLF 2021/0749
Aflevering
8 april 2021
bwbr0011353&artikel=3.8,bwbr0011353&artikel=3.8

Naar de bovenkant van de pagina