Direct naar content gaan

Samenvatting

Verwijzingszaak HR 18 juni 2021, 20/01486, ECLI:NL:HR:2021:952.

In november 2012 is A (hierna: erflaatster) overleden. X is een van de erfgenamen.

Tot de nalatenschap behoorden certificaten van aandelen van drie vennootschappen. De vennootschappen houden zich bezig met de ontwikkeling en de verhuur van onroerende zaken.

In geschil is de toepassing van de BOR. Niet in geschil is dat activiteiten ten aanzien van de projectontwikkeling een materiële onderneming vormen en in aanmerking komen voor toepassing van de BOR.

De Hoge Raad achtte het oordeel van Hof Amsterdam juist dat de verhuuractiviteiten van de vennootschappen geen (onderdeel van een) materiële onderneming zijn. Het Hof is uitgegaan van een juiste vooropstelling omtrent het begrip onderneming in artikel 35c, lid 3, SW 1956 en heeft terecht, nadat het had geoordeeld dat de projectontwikkelings- en verhuuractiviteiten tezamen niet één onderneming vormen, onderzocht of de verhuuractiviteiten op zichzelf bezien wél een onderneming vormen.

Het cassatieberoep van X was wel gegrond. X betwist in het beroepschrift bij het Hof de door de Inspecteur toegepaste kwalificatie van een aantal panden. Het Hof heeft echter de door de Inspecteur toegepaste kwalificatie gevolgd zonder zich uit te spreken over het hierover bestaande geschil. De zaak was op dit punt verwezen naar Hof Den Haag.

Na verwijzing beoordeelt het verwijzingshof welke tot de verwijzingsopdracht behorende panden in redelijkheid aan de projectontwikkelingsactiviteiten kunnen worden toegerekend, teneinde het voor de BOR in aanmerking te nemen ondernemingsvermogen te berekenen.

Het verwijzingshof heeft het onderzoek heropend en partijen verzocht gezamenlijk een berekening te laten maken van de BOR en het bedrag van de belaste verkrijging, uitgaande van de door het verwijzingshof aan hen doorgegeven waarde van tot het ondernemingsvermogen te rekenen panden. De aanslag wordt verminderd overeenkomstig de door partijen op 15 juli 2022 ingezonden berekeningen.

Het hoger beroep is gegrond.

Metadata

Rubriek(en)
Schenk- en erfbelasting
Belastingtijdvak
2012
Instantie
Hof Den Haag
Datum instantie
20 september 2022
Rolnummer
21/00418
ECLI
ECLI:NL:GHDHA:2022:1898
Auteur(s)
mr. A.M.A. de Beer
Grant Thornton
NLF-nummer
NLF 2022/2161
Aflevering
10 november 2022
Judoregnummer
JCDI:NFB5314
bwbr0002226&artikel=35b,bwbr0002226&artikel=35c,bwbr0002226&artikel=35c&lid=1,bwbr0011353&artikel=4.17a&lid=1,bwbr0002226&artikel=35b,bwbr0002226&artikel=35c

Naar de bovenkant van de pagina