Direct naar content gaan

Gerelateerde content

Samenvatting

De onderhavige procedure betreft een proefprocedure van diverse tabaksfabrikanten.

X (bv; belanghebbende) is fabrikant van sigaretten en rooktabak. Zij is van mening dat de minister van Financiën zich bij de wijziging van de accijnstarieven per 1 april 2015 niet heeft gehouden aan de daarvoor geldende regels in de Wet Accijns respectievelijk dat hij het rechtszekerheidsbeginsel heeft geschonden door af te wijken van de berekeningssystematiek die in eerdere jaren is toegepast.

Rechtbank Noord-Holland heeft haar geen gelijk gegeven. De Rechtbank heeft geoordeeld dat de minister bij de verhoging van de accijnstarieven voor sigaretten en rooktabak per 1 april 2015 heeft gehandeld binnen de grenzen van het bepaalde in artikel 36 Wet Accijns.

X herhaalt in (sprong)cassatie het betoog dat de minister de hem in artikel 36, lid 1, Wet Accijns gegeven wetgevende bevoegdheid niet in overeenstemming met doel en strekking van de wet heeft uitgeoefend.

De Hoge Raad verklaart het cassatieberoep echter ongegrond.

Uitgaande van de autonome accijnsverhoging per 1 januari 2015 en van de in onderdeel 3.10, 3.11 en 3.12 van de conclusie van A-G Ettema beschreven berekeningsmethodieken, heeft de minister bij een gewogen gemiddelde kleinhandelsprijs van € 291,91 voor sigaretten en van € 145,09 voor rooktabak op 1 januari 2015, de in artikel 35, lid 1, onderdeel b en c, Wet Accijns vermelde tarieven per 1 april 2015 niet te hoog vastgesteld.

Het middel faalt, wat er zij van de door de Rechtbank voor haar oordeel gebezigde gronden.

Metadata

Rubriek(en)
Accijnzen
Belastingtijdvak
2015
Instantie
HR
Datum instantie
16 juli 2021
Rolnummer
19/01964
ECLI
ECLI:NL:HR:2021:1155
Auteur(s)
mr. J.A.H. Hollebeek
Deloitte
NLF-nummer
NLF 2021/1615
Aflevering
19 augustus 2021
Judoreg
NFB4506
bwbr0005251&artikel=35,bwbr0005251&artikel=35,bwbr0005251&artikel=36,bwbr0005251&artikel=36

Naar de bovenkant van de pagina