Direct naar content gaan

Gerelateerde content

  • Wet en parlementaire geschiedenis
  • Internationale regelgeving
  • Lagere regelgeving
  • Besluiten
  • Jurisprudentie
  • Commentaar NLFiscaal
  • Literatuur
  • Recent

Samenvatting

In verband met een bezoek aan zijn vader parkeerde X (belanghebbende) zijn auto op een parkeerplaats in de gemeente Den Bosch. Hij meldde zich bij aankomst op de parkeerplaats direct als parkeerder aan via de parkeerapp en betaalde ook via die app. Eenmaal bij zijn vader heeft hij zich weer afgemeld omdat hij dacht dat zijn vader hem bij aankomst, zoals gebruikelijk, via de parkeerapp had aangemeld als bezoeker, zodat hij voor een lager tarief kon parkeren. Dat bleek deze keer door een invoerfout niet te zijn gebeurd. Omdat ten onrechte geen parkeerbelasting was betaald, heeft de Heffingsambtenaar aan X een naheffingsaanslag van € 70,21 opgelegd (kosten € 60,50).

Bij Rechtbank Oost-Brabant heeft X om coulance verzocht. Dit verzoek is voor de Rechtbank aanleiding geweest om prejudiciële vragen te stellen aan de Hoge Raad (8 december 2023, ECLI:NL:RBOBR:2023:5711). De vragen komen er in de kern op neer of de belastingrechter de bevoegdheid heeft om het bedrag van de kosten naheffing te matigen vanwege de (persoonlijke) omstandigheden van het geval. Uit de beantwoording van die vragen (Hoge Raad 25 oktober 2024, ECLI:NL:HR:2024:1535) blijkt dat de Rechtbank de kosten naheffing niet uit coulance kan matigen of op nihil stellen. Daarvoor is in de huidige wetgeving geen ruimte. Dit had slechts gekund als er sprake was van een noodsituatie of als de man onvoldoende tijd had gehad om bij een parkeerautomaat te betalen of om aan te melden in een parkeerapp. Daarvan was in dit geval geen sprake.

Hetgeen X verder nog heeft aangevoerd, baat X niet. Het beroep wordt ongegrond verklaard.

Nu via een ‘signaal aan de hogere rechter’ geen ruimte is gevonden om maatwerk toe te passen, geeft de Rechtbank in casu nog een ‘signaal aan de wetgever’ af.

De Rechtbank wil de wetgever vragen of de huidige wetgeving (nog langer) adequaat is. Zij kan zich goed voorstellen dat andere zaken meer prioriteit hebben dan de rechtsbescherming tegen een overheidsmaatregel die (inmiddels) per geval nog geen € 80 bedraagt. Maar daar staat tegenover – wat de Rechtbank in haar beslissing van 8 december 2023, ook al heeft genoemd – dat ook een dergelijk bedrag drukt op het besteedbaar inkomen van individuele burgers of gezinnen. Betekenisvolle rechtsbescherming is voor iedereen van belang, maar vooral voor mensen in een (financieel) kwetsbare positie, aldus de Rechtbank.

Metadata

Rubriek(en)
Lokale heffingen
Belastingtijdvak
2022
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Datum instantie
3 januari 2025
Rolnummer
22/1320
ECLI
ECLI:NL:RBOBR:2025:5
NLF-nummer
NLF NLF
bwbr0005416&artikel=225

Naar de bovenkant van de pagina