Direct naar content gaan

Gerelateerde content

  • Wet en parlementaire geschiedenis
  • Internationale regelgeving
  • Lagere regelgeving
  • Besluiten
  • Jurisprudentie
  • Commentaar NLFiscaal
  • Literatuur
  • Recent

Samenvatting

In deze zaak heeft X (belanghebbende) aandelen verkocht die samen een aanmerkelijk belang (hierna: ab) vormden. Dit aanmerkelijk belang had zij eerder van haar vader geërfd en daarover was door haar successierecht betaald.
X heeft zich in haar aangifte IB/PVV 1955 op het standpunt gesteld dat de verkrijgingsprijs van de aandelen met het door haar betaalde successierecht is verhoogd. De Inspecteur is daar echter niet in meegegaan. Hij heeft de behaalde ab-winst vastgesteld zonder rekening te houden met het door X destijds betaalde successierecht.
Het Hof heeft de Inspecteur in het gelijk gesteld en dit oordeel wordt in cassatie door de Hoge Raad bevestigd.
Met de kosten van het bepalen van de verkrijging van de aandelen strookt het niet die kosten te verhogen met het door de erfgenaam ter zake van de verkrijging betaalde successierecht.

Metadata

Rubriek(en)
Inkomstenbelasting
Belastingtijdvak
1955
Instantie
Hoge Raad
Datum instantie
29 april 1959
Rolnummer
13.891
ECLI
ECLI:NL:HR:1959:AY0847

Naar de bovenkant van de pagina