Direct naar content gaan

Gerelateerde content

  • Wet en parlementaire geschiedenis
  • Internationale regelgeving
  • Lagere regelgeving
  • Besluiten
  • Jurisprudentie(1)
  • Commentaar NLFiscaal
  • Literatuur
  • Recent

Samenvatting

Op 30 november 2017 heeft X (belanghebbende) een woning gekocht.

In de jaren 2017 en 2018 hebben diverse werkzaamheden aan de woning (een monumentenpand) plaatsgevonden.

In de aangifte IB/PVV 2018 heeft X in totaal een bedrag van € 316.292 (80% van € 395.365) aangegeven als uitgaven voor monumentenpanden. In een herziene aangifte heeft X dit bedrag verhoogd. De Inspecteur heeft – na bezwaar – een bedrag van € 51.651 (80% van € 64.653) als aftrekpost gehonoreerd.

In de beroepsfase stelt X dat een bedrag van € 194.264 heeft te gelden als aftrekbare uitgaven voor monumentenpanden.

Rechtbank Noord-Holland oordeelt dat de vereiste aangifte niet is gedaan. Er is sprake van omkering en verzwaring van de bewijslast.

De Inspecteur heeft ter zitting nader gesteld dat de uitgaven voor de woning voor een bedrag van € 43.204 (80% van € 54.004,20) aftrekbaar zijn als uitgaven voor monumentenpanden.

X heeft de opgevoerde kosten volgens de Rechtbank niet met onderliggende stukken inzichtelijk gemaakt. Alleen ten aanzien van de uitgaven voor het verwijderen en terugplaatsen van de originele tegels in de keuken is X wel in zijn bewijslast geslaagd. Ten aanzien van de ten onrechte niet meegenomen kosten van het tegelwerk ad € 7.009 slaagt echter het beroep van de Inspecteur op interne compensatie.

Het beroep is ongegrond.

Metadata

Rubriek(en)
Inkomstenbelasting
Belastingtijdvak
2018
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Datum instantie
28 augustus 2024
Rolnummer
23/6871
ECLI
ECLI:NL:RBNHO:2024:8828
NLF-nummer
NLF 2025/0217
Aflevering
28 januari 2025
bwbr0011353&artikel=6.31,bwbr0011353&artikel=6.31

Naar de bovenkant van de pagina