Hof Amsterdam, 12 mei 2022
- Wet en parlementaire geschiedenis
- Internationale regelgeving
- Lagere regelgeving
- Besluiten
- Jurisprudentie
- Commentaar NLFiscaal
- Literatuur
- Recent
In deze procedure is de indeling in de GN in geschil van door X (bv; belanghebbende) ingevoerde TMC-receivers.
Tussen partijen is niet in geschil dat het product, een Travel Message Channel-ontvanger, dient te worden ingedeeld in onderverdeling 8517 69 van het Geharmoniseerd Systeem omdat het toestel telemetrische signalen met verkeersinformatie kan ontvangen via de FM radiofrequentieband. In de GN heeft de Europese Commissie deze GS-onderverdeling uitgesplitst in de GN-onderverdelingen 8517 69 31 (‘draagbare ontvangtoestellen voor het oproepen van of berichtgeving aan personen’) en 8517 69 39 (‘andere’).
Hof Amsterdam bevestigt het oordeel van Rechtbank Noord-Holland dat indeling dient plaats te vinden in GN-onderverdeling 8517 69 39.
Van ‘berichtgeving aan personen’ is pas sprake indien de door het toestel ontvangen informatie kenbaar wordt gemaakt (via beeld, geluid of anderszins) aan de persoon voor wie de ontvangen informatie bestemd is. Nu vaststaat dat het onderwerpelijke toestel daartoe niet (zelfstandig) in staat is, is indeling onder GN-onderverdeling 8517 69 31 reeds daarom niet mogelijk. Voorts is indeling in die post niet mogelijk omdat het onderhavige toestel niet beschikt over een eigen stroomvoorziening en daarom niet in draagbare staat kan functioneren.
Uitvoeringsverordening 710/2013 betreft de onderhavige TMC-ontvanger. Uit de verordening volgt dat indeling dient plaats te vinden onder GN-onderverdeling 8517 69 39. Er bestaat volgens het Hof geen aanleiding om het HvJ een vraag voor te leggen aan het HvJ met betrekking tot de geldigheid van de verordening.
Het hoger beroep van X is ongegrond.
Uitspraak van de meervoudige douanekamer op het hoger beroep van X bv, gevestigd te Z, belanghebbende, gemachtigde: mr. J.A. Biermasz (Ploum Advocaten) tegen de uitspraak van 23 februari 2021 in de zaak met kenmerk HAA 18/4285 van de rechtbank Noord-Holland (hierna: de rechtbank) in het geding tussen
belanghebbende
en
de inspecteur van de Belastingdienst/Douane, de inspecteur.
1.1. De inspecteur heeft bij beschikking van 31 augustus 2017 het verzoek van belanghebbende tot terugbetaling van € 1.052.345,14 aan douanerechten afgewezen.
1.2. De inspecteur heeft bij uitspraak op bezwaar van 7 augustus 2018 het door belanghebbende tegen deze beschikking gemaakte bezwaar afgewezen.
1.3. Het daartegen ingestelde beroep heeft de rechtbank in haar uitspraak van 23 februari 2021 ongegrond verklaard.
1.4. Het tegen deze uitspraak door belanghebbende ingestelde hoger beroep is bij het Hof ingekomen op 2 april 2021 en is aangevuld bij brief van 27 mei 2021. De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
1.5. Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 19 april 2022. Van het verhandelde
ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat met deze uitspraak wordt meegezonden.
2.1. De rechtbank heeft de feiten als volgt vastgesteld (belanghebbende en de inspecteur worden in de uitspraak van de rechtbank aangeduid als ‘eiseres’ en ‘verweerder’).
- TMC-lite m-usb car charger assy;
- TMC Receiver Micro USB Assy;
- CLA-TMC receiver microUSB assay;.
- Tmc Lite Micro Usb cat charger assy.
2.2. Nu de hiervoor vermelde feiten door partijen op zichzelf niet zijn bestreden zal ook het Hof daarvan uitgaan.
3.1. Tussen partijen is in geschil de indeling in de Gecombineerde Nomenclatuur (GN) van de door belanghebbende ingevoerde TMC-receivers met de artikelnummers [#5] en [#6] .
3.2. Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden welke door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken. Voor hetgeen zij daaraan ter zitting hebben toegevoegd wordt verwezen naar het naar aanleiding van het verhandelde ter zitting opgemaakte proces-verbaal.
4.1. Post 8517 van de GN luidde tot en met 31 december 2016, voor zover hier van belang, als volgt:
4.2. De Franse taalversie van GN-onderverdeling 8517 69 31 luidt:
4.3. De Italiaanse taalversie van GN-onderverdeling 8517 69 31 luidt:
4.4. De Spaanse taalversie van GN-onderverdeling 8517 69 31 luidt:
4.5. De Engelse taalversie van GN-onderverdeling 8517 69 31 luidt:
4.6. Uitvoeringsverordening (EU) nr. 710/2013 bepaalt dat de in kolom 1 van de bijlage omschreven goederen worden ingedeeld onder de in kolom 2 genoemde GN-code. De bijlage luidt:
Omschrijving |
Indeling |
Motivering |
(1) |
(2) |
(3) |
Een toestel (een zogenaamde TMC ontvanger (Traffic Message Channel)) bestaande uit een FM-ontvanger, een antennekabel (antenne) en een stroomvoeding. Het toestel is voorzien van een usb verbinding. Het toestel ontvangt telemetrische signalen met verkeersinformatie van een kanaal voor verkeersberichten via de FM radiofrequentieband.
verbinding worden aangesloten op een gps-ontvanger, die de ontvangen telemetrische signalen verwerkt en de verkeersinformatie op het scherm weergeeft. Het toestel ontvangt geen signalen van geluidsuitzendingen. |
8517 69 39 |
De indeling is vastgesteld op basis van de algemene regels 1 en 6 voor de interpretatie van de gecombineerde nomenclatuur en de tekst van de GN-codes 8517, 8517 69 en 8517 69 39. Aangezien het toestel alleen functioneert wanneer het is aangesloten op een gps systeem, dat daardoor een extra functie krijgt, wordt het beschouwd als een toebehoren van een gps en moet het derhalve als zodanig worden ingedeeld.
Het toestel is niet draagbaar aangezien het alleen functioneert wanneer het is aangesloten op een gps. Het toestel kan de oproep- of berichtgevingsfunctie ook niet alleen vervullen aangezien het telemetrische signalen slechts ontvangt. Indeling onder onderverdeling 8517 69 31 als een draagbaar ontvangtoestel voor het oproepen van of berichtgeving aan personen is bijgevolg uitgesloten.
|
4.7. De GN-toelichting op GN-onderverdeling 8517 69 39 luidt, voor zover hier van belang:
8517 69 39 andere
Deze onderverdeling omvat:
(…)
6. ontvangers van telemetrische signalen;
(…)
De rechtbank heeft het volgende overwogen en geoordeeld.
6.1. Tussen partijen is niet in geschil dat het onderhavige product, een Travel Message Channel-ontvanger, (hierna: ‘de TMC-ontvanger’ of ‘het toestel’) dient te worden ingedeeld in onderverdeling 8517 69 van het Geharmoniseerd Systeem (andere toestellen voor het (…) ontvangen van (…) gegevens (…), andere ), omdat het toestel telemetrische signalen met verkeersinformatie kan ontvangen via de FM radiofrequentieband. In de GN heeft de Europese Commissie deze GS-onderverdeling uitgesplitst in de GN-onderverdelingen 8517 69 31 (“draagbare ontvangtoestellen voor het oproepen van of berichtgeving aan personen”) en 8517 69 39 (“andere”) .
6.2. Belanghebbende betoogt dat de TMC-ontvanger met toepassing van de indelingsregels 1 en 6 in GN-onderverdeling 8517 69 31 dient te worden ingedeeld, omdat uit de bewoordingen van deze GN-onderverdeling volgt dat enkel is vereist dat het toestel “draagbaar” is en kan dienen voor “berichtgeving aan personen”. Het toestel is draagbaar, omdat het licht van gewicht is, niet is ingebouwd en verwisselbaar is. Het kan aan elk (door belanghebbende geproduceerd) navigatietoestel worden verbonden, waarna de ontvangen telemetrische signalen als verkeersinformatie zichtbaar zijn op het scherm van het navigatietoestel. Door de eis te stellen dat de TMC-receiver in draagbare staat kan functioneren en daartoe over een eigen energiebron dient te beschikken heeft de rechtbank een onjuiste maatstaf aangelegd, aldus belanghebbende. Ook heeft de rechtbank ten onrechte de eis gesteld dat het toestel zelfstandig een bericht aan de gebruiker moet kunnen afgeven, nu deze eis in de bewoordingen van de postonderverdeling niet wordt gesteld.
Nu indeling onder GN-onderverdeling 8517 69 31 dient plaats te vinden is de andersluidende indelingsverordening nr. 710/2013 onjuist. Belanghebbende verzoekt het Hof daarom een prejudiciële vraag te stellen aan het Hof van Justitie van de Europese Unie over de geldigheid van deze verordening.
6.3. De inspecteur stelt zich op het standpunt dat het oordeel van de rechtbank juist is en dat er geen aanleiding is om aan de geldigheid van indelingsverordening nr. 710/2013 te twijfelen.
6.4. Tot de gedingstukken behoort de volgende afbeelding van het toestel:
Het toestel is aan de ene zijde voorzien van een usb-A aansluiting of een mini-usb aansluiting en aan de andere zijde van een plug die in de aansluiting van de sigarettenaansteker van de auto dient te worden gestoken. Het ontvangtoestel vervangt de standaard voedingskabel die belanghebbende meelevert bij de door haar geproduceerde navigatietoestellen. Het toestel is in feite een voedingskabel met daarin geïntegreerd een ontvang-eenheid (de verdikking zichtbaar boven in de afbeelding) en een antenne (verwerkt in het bredere deel van de kabel, tussen de ontvang-eenheid en de plug die in de aansluiting van de sigarettenaansteker van de auto dient te worden gestoken). Het ontvangtoestel functioneert alleen indien het is aangesloten op de aansluiting van een sigarettenaansteker van een auto en de ontvangen verkeersinformatie kan alleen zichtbaar worden gemaakt indien het toestel is aangesloten op een door belanghebbende geproduceerd navigatietoestel, zo heeft belanghebbende ter zitting in hoger beroep verklaard.
6.5. De bewoordingen van GN-onderverdeling 8517 69 31 luiden: “draagbare ontvangtoestellen voor het oproepen van of berichtgeving aan personen ”. Uit deze bewoordingen volgt dat, anders dan belanghebbende betoogt, niet volstaat dat het toestel informatie kan ontvangen. Van ‘berichtgeving aan personen’ is immers pas sprake indien de door het toestel ontvangen informatie kenbaar wordt gemaakt (via beeld, geluid of anderszins) aan de persoon voor wie de ontvangen informatie bestemd is. Nu vaststaat dat het onderwerpelijke toestel daartoe niet (zelfstandig) in staat is, is indeling onder GN-onderverdeling 8517 69 31 reeds daarom niet mogelijk, zoals de rechtbank met juistheid heeft geoordeeld in punt 20 van haar uitspraak.
6.6. Daarnaast overweegt het Hof dat de door de rechtbank in punt 19 van haar uitspraak gegeven uitleg van het begrip “draagbaar” eveneens juist is: van een draagbaar ontvangtoestel in de zin van GN-onderverdeling 8517 69 31 is enkel sprake indien het in draagbare staat kan functioneren. Dit volgt uit onder meer de Franse, Italiaanse en Spaanse taalversie van GN-onderverdeling 8517 69 31 (zie 4.2 t/m 4.4), waarin tot uitdrukking is gebracht dat deze onderverdeling betrekking heeft op “zakontvangers” (récepteurs de poche/apparecchi riceventi tascabili/receptores de bolsillo). In de term “zakontvanger” ligt naar ’s Hofs oordeel besloten dat een toestel in draagbare staat moet kunnen functioneren, hetgeen met zich brengt dat het over een eigen stroomvoorziening dient te beschikken. Nu het onderhavige ontvangtoestel niet beschikt over een eigen stroomvoorziening is ook om die reden indeling in GN-onderverdeling 8517 69 31 niet mogelijk.
6.7. Bij deze stand van het geding is tussen partijen niet in geschil dat indeling dient plaats te vinden in GN-onderverdeling 8517 69 39. Deze indeling vindt steun in punt 6 van de GN-toelichting op GN-onderverdeling 8517 69 39 (zie 4.7).
6.8. Op 14 augustus 2013 is Uitvoeringsverordening (EU) nr. 710/2013 in werking getreden (zie 4.6). Zoals reeds vastgesteld door de rechtbank (zie feiten rechtbank, punt 2, slotzin) betreft deze verordening de onderhavige TMC-ontvanger. Uit de verordening volgt dat indeling dient plaats te vinden onder GN-onderverdeling 8517 69 39. Ook het Hof is aan deze verordening gebonden, voor zover het verzoek om terugbetaling betrekking heeft op aangiften die zijn gedaan op of na 14 augustus 2013 (vgl. Hof van Justitie 18 juni 2019, C‑173/08, Kloosterboer Services BV, ECLI:EU:C:2009:382, r.o. 20 t/m 22). Belanghebbende heeft het Hof verzocht om aan het Hof van Justitie van de Europese Unie een prejudiciële vraag voor te leggen over de geldigheid van genoemde verordening. Zoals uit het vorenoverwogene volgt acht het Hof de indeling onder GN-onderverdeling 8517 69 39 juist, zodat geen aanleiding bestaat om op de voet van artikel 267 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie een vraag voor te leggen aan het Hof van Justitie met betrekking tot de geldigheid van Uitvoeringsverordening 710/2013.
6.9. De slotsom is dat het hoger beroep ongegrond is. De uitspraak van de rechtbank dient te worden bevestigd.
Het Hof vindt geen aanleiding voor een veroordeling in de kosten op de voet van artikel 8:75 van de Awb in verbinding met artikel 8:108 van die wet.
Het Hof bevestigt de uitspraak van de rechtbank.
De uitspraak is gedaan door mrs. B.A. van Brummelen, voorzitter van de douanekamer, C.J. Hummel en W.M.C. Schipper, leden van de douanekamer, in tegenwoordigheid van mr. A.H. van Dapperen, als griffier. De beslissing is op 12 mei 2022 in het openbaar uitgesproken.